26 Van de vijf overledenen moeten er eigenlijk twee van de typhus-sterfte in 1923 worden afgetrokken, om een niet al te onjuist denkbeeld te krijgen van den aard der ziekte; want in deze twee gevallen, waarvan de besmetting elders is opgedaan, hebben zich, vóórdat de patiënten ter stede aankwamen, uitwendige omstandigheden voorgedaan, die de prognose verzwaarden. In verband met verhoogde infectie-mogelijkheid door het voorkomen van typhus in de omgevende dorpen, die leidde tot een waarschuwing dezerzijds aan het publiek, werden de inrichtingen van verschillende groote en kleine melk- leveranciers bezocht, waarbij wederom bleek, dat er nog vrij wat valt te verbeteren. In deze gevallen, en overigens waar zich daartoe de ge legenheid voordeed, werd gewezen op het noodzakelijke van eenvoudige hygiënische maatregelen, die in zindelijk heid en voorzichtigheid zijn saam te vatten en die ook pro- phylactisch van uitnemende beteekenis zijn. Diphtheric. De 129 aangegeven gevallen zijn over alle maanden verspreid, maar in Juni kwamen er slechts drie voor, terwijl daarentegen Mei en Augustus elk twaalf aan giften hadden; overigens leverden voorjaar-, herfst- en wintermaanden het grootste contingent Zes maal werd diphtherie als doodsoorzaak aangegeven. In bet gezin van een slager infecteerde eene nieuwe Duitsche dienstbode, die bacillen-draagster bleek te zijn, de huisvrouw en vijf kinderen. Deze gevallen waren geluk kig van lichten aard; de dienstbode werd in het gemeente ziekenhuis opgenomen, om voor eene neus-kwaal te worden behandeld. Een ander gezin, waar eveneens de dienstbode bacillen draagster bleek, werd door onzen dienst actief tegen diph therie geïmmuniseerd, evenals, aan het einde des jaars, een tweetal bij het onderwijs werkzame personen. Overigens werd van de geboden gelegenheid om door onzen dienst voorbehoedend te worden ingeënt geen gebruik gemaakt. Roodvonk. Het totaal aantal gevallen, n.l. 298, bleef nog iets beneden het gunstige jaar 1922, toen reeds, ten opzichte van de drie vorige jaren, eene vermindering van resp. 153, 243 en 584 gevallen te boeken viel. De verheffing in de laatste drie maanden was hooger dan de eerste kwartaals-top; overigens bleven ook de. gunstigste maanden April, Juni en Augustus, niet beneden achttien aangiften per maand. De kleine sterfte 2/3 van het aantal ziektegevallen wijst op het niet gevaarlijk karakter. 28 VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1923 | | pagina 799