37
Namens het Bestuur,
Mr. Dr. F. W. J. G. Snijder van Wissenkerke,
Voorzitter.
A. M. Rüysch—Doüwes Dekker,
Secretaresse.
staande plichtsopvatting, ijver
herinnering zullen blijven.
Tot badmeester aan de inrichting aan de Duinstraat werd
met ingang van 1 December 1923 benoemd W. de Wit, die
sedert 2 October 1922 als stoker-badknecht by onze Ver-
eeniging werkzaam was. Zijne echtgenoote Mej. J. de Wit-
van Polanen werd eveneens met ingang van IDecember 1923
tot badvrouw aangesteld.
In de opengevallen betrekking van stoker-badknecht werd
voorzien door de aanstelling van H. van Kooy Jr., die sedert
20 Juni 1920 in dienst was als badmeester voor den Zondags
dienst aan het badhuis aan de Duinstraat, terwijl diens plaats
werd ingenomen door den tijdelijk aangestelden, nu op wacht
geld gestelden, maar toen nog actief dienenden Sergeant-
Majoor J. Brand.
Het vorig verslag maakte melding van de toezegging van
Burgemeester en Wethouders om in voorkomende gevallen
te overwegen, de toekenning van eene jaarlijkscheuitkeering,
o. a. aan weduwen van overleden personeel. Het Bestuur vond
hierin aanleiding een desbetreffend voorstel aanhangig te
maken ten behoeve van Mej. de Wed. D. F. de Munnik-Chrispijn.
Dit voorstel was op het einde van het verslagjaar nog in
behandeling.
9
en toewijding in dankbare
VERSLAG VEREENIGING VOLKSRAD.