a'
45
2
VERSLAG HOLL. MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW.
Werkzaamheden en bemoeiingen.
Door de verkiezing van den heer B. C. Huyser op de Al-
gemeene Vergadering te Hoorn is onze Afdeeling weder in
het Hoofdbestuur der Maatschappij vertegenwoordigd.
Jhr. W. Röel, die zich na een zittingsperiode van 35 jaren
niet herkiesbaar stelde, werd op de ledenvergadering d.d.
17 December 1924 tot eerelid van het Bestuur der Afdeeling
benoemd, welke benoeming door hem werd aanvaard.
De heer Wilton nam zijn plaats ins ons Bestuur in.
Mede als gevolg der lezing door den heer A. Bos gehouden
in onze vergadering van 14 Februari 1924 over de „Melk-
voorziening der groote steden”, heeft onze Afdeeling in
samenwerking met de Afdeelingen der Holl. Mij. van Land
bouw rondom ’s-Gravenhage in den zomer van 1924, cur
sussen doen houden in het melken en de hygiënische
behandeling der melk op de boerderij. Deze cursussen onder
In de eerste plaats dient in dit verband te worden ge
noemd de Hoefsmid-cursus.
Deze bestaat 24 jaar en wordt thans gehouden in samen
werking met de vereeniging de Ambachtsschool te ’s-Gra
venhage in haar gebouw aan de Nieuwe Haven. Met
erkentelijkheid mag worden getuigd van de ondervonden
tegemoetkoming van het Bestuur dezer Vereeniging, waar
door die samenwerking thans niets te wenschen overlaat.
Dank zij de inspanning, welke de leider van den cursus,
de gepens. dirig. paardenarts O.I.L. L. J. Hoogkamer en
de onderwijzer J. Meier, hoefsmid bij het Kon. Staldeparte
ment, zich voor dit onderwijs geven, mag gezegd worden,
dat onze cursus in Nederland een eerste plaats inneemt.
Ons Bestuur kan dan ook niet nalaten genoemde heeren
hierbij openlijk dank te brengen voor hunne werkzaamheid,
waarbij den heer v. d. Veen Vonk niet mag worden ver
geten, die als Directeur der Ambachtsschool zich steeds
zooveel moeite geeft, om deze, voor het landbouwbedrijf van
zoo groote beteekenis zijnde opleiding, op uitnemende wijze
te doen plaats hebben.
Op het oogenblik is sedert 1 October weder een cursus
loopende met dertien leerlingen; het is echter de vraag of
onze geldmiddelen zullen veroorloven dezen cursus te
blijven voortzetten. Hoewel daarvoor van het Rijk, de Pro
vincie en het Hoofdbestuur der Holl. Mij. van Landbouw
door onze Afdeeling subsidie wordt genoten, bedragen de
kosten die voor onze afdeeling komen op zich zelf reeds
meer, dan inkomt aan contributiegelden.