7
2
VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING, ENZ.
dezer eontributiën. De uitkeeringsnormen, welke in 1923
voor deze Gemeente golden, werden in 1924 gehandhaafd.
Uitsluitend voor rekening der Gemeente werden op de
kasuitkeeringen bijslagen toegekend om te voorkomen, dat
uit de kas trekkende leden in ongunstiger omstandigheid
zouden verkeeren, dan wanneer zij als uitgetrokken werk-
loozen in ondersteuning zouden zijn opgenomen. Deze bij
slagen bedroegen over 1924 in totaal f 49.866,46.
In 1924 werd wederom, evenals in 1923 geheel voor reke
ning der Gemeente, een steunregeling toegepast voor
werkloozen, die niet langer of nog niet in aanmerking
kwamen voor uitkeering uit de gesubsidieerde werklozen
kassen. Deze steunregeling was thans als volgt:
Zij, voor wie uitkeering uit een werkloozenkas eindigde
(uitgetrokkenen) kwamen in ondersteuning volgens onder
staand tarief:
1. kostwinners f 13,50 per week, benevens f 1,50 per week
per gezinslid boven 2 personen, tot een totaal-maximum
van f 22,50. In de tweede helft van het jaar werd het totaal-
maximum bepaald op f 21,
2. kostgangers f 10,per week.
Van de inkomsten van den werklooze en eventueel van
zijn gezin werd 2/3 in mindering gebracht op den steun.
Zij, die 3 maanden lid eener werkloozenkas waren, maar
ten aanzien der kas nog niet trekgerechtigd, werden ge
steund volgens een overeenkomstig tarief, waarin de be
dragen van f 13,50, f 1,50 en f 10,vervangen waren door
onderscheidenlijk f 12,f 1,35 en f 9,—
Bijslagen werden toegekend in gevallen van hooge huis
huur; ook is aan kostwinners in den winter een brandstof-
bijslag in natura verstrekt.
Niet tegen werkloosheid verzekerden en zij, die nog geen
3 maanden lid eener kas waren, werden door Maatschap
pelijk Hulpbetoon als armlastigen gesteund.
Met uitsluiting van hen, die als armlastigen gesteund
werden, geschiedde de werkloozensteunverleening door be
middeling der vakvereenigingen. Voor de hierbedoelde
categorieën gold als regel, dat zij op het tijdstip hunner
steunaanvraag gedurende ten minste een jaar inwoner van
de Gemeente moesten zijn.
In de tweede helft van 1924 werden ingevoerd de volgende
beperkingen
1. Personen, die gedurende twee jaren geen of bijna geen
werk hebben verricht in eigen beroep, kunnen alleen als
armlastigen gesteund worden.
2. Voor sommige categorieën wordt verlengd de „wacht-