Bylage 9 II. Toestand der werken. VERSLAG omtrent den toestand van de wer ken en den uitslag van de exploitatie der Duinwaterleiding van ’s-Gravenhage over het dienstjaar J924. I. Beheer. De Commissie van bijstand in het beheer der Duin waterleiding onderging in het verslagjaar geen wijziging in hare samenstelling. Zij bleef bestaan uit den Wethouder van Financiën en Gemeentebedrijven Mr. J. A. de Wilde en de Raadsleden W. A. T. de Meester, C. Vrolijk Jzn., F. G. van Duuren en W. Mooijman. a. Watervang. Na het natte jaar 1923, met een neerslag van 876 m.M., gaf het jaar 1924 een totaal van 794 m.M. Hoewel dus min der dan in 1923 is deze hoeveelheid op zich zelf hoog, daar het gemiddelde over het tijdvak der laatste 48 jaren 693 m.M. bedraagt. Daaruit is te verklaren, dat de bijzonder sterke rijzing der bovengrondiwaterstanden in 1923, welke blijkens de waarnemingen der peilputten gemiddeld 64,4 c.M. bedroeg, zioh niet handhaafde, maar dat het gemiddelde der water standen in die putten op het eind van het verslagjaar 13 c.M. lager was dan op het eind van 1923. Het gemid delde van de waterstanden in de verzamelkom steeg van 1,16 M. D. P. in 1923 tot 0,79 M. D. P. in 1924, dus met 37 c.M. (Vgl. Bijlage No. III). Overigens bedroeg in het verslagjaar het maximum van den regenval in een kalendermaand 168,4 m.M., n.l. in Augustus en het maximum binnen een etmaal 30,2 m.M. op den 20en van die maand.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1924 | | pagina 284