113
VERSLAG STADSONTWIKKELING EN VOLKSHUISVESTING. 17
De post „Salarissen.” ad f 33.458,42 overschrijdt de raming
ad f 26.650,— met f 6.808,42. Deze meerdere uitgaaf is ver
oorzaakt door de meerdere werkzaamheden, verbonden aan
de toename van het aantal verhuringen en erfpachtuit-
giften.
„Provisie”, geschat op f 3.542,82, vergde slechts f 1.647,86,
zijnde f 1.894,96 minder dan begroot werd.
„Kosten van Taxatie” ad f 3.812,50. begroot op f 2.600.
overschrijdt de raming met f 1.212,50, hetgeen veroorzaakt
wordt door den meergenoemden inbreng, die vele taxaties
vorderde.
De post „Opmetingskosten” begroot op f 1.500,bedroeg
over 1924 f 1.754,18, zijnde f 254,18 meer dan geraamd werd,
welke overschrijding mede het gevolg was van toeneming
van het aantal uitgiften in erfpacht.
De post „Assurantiekosten” begroot op f 225,beliep in
1924 f 350,28, zijnde f 125,28 meer dan de raming was. Deze
overschrijding vindt mede in vorengenoemden inbreng,
waartoe o.a. eenige opstallen behoorden, haar oorzaak.
„Reclame- en Ad ver ten tiek osten”, begroot op f 5.500,
bleef met f 19,53 beneden de raming.
De post „Diversen”, begroot op f 1.500,bedroeg in 1924
f 1.613,48, zijnde f 113,48 meer dan begroot was.
De „üitkeering aan het Erfpachtfonds” ad f 96.857,93 en
de „Üitkeering aan het Reservefonds” ad f 87.728,93 zijn be
duidend hooger dan de raming, ad respectievelijk f 80.000,—
en f 59.576,Deze overschrijding vindt mede haar oorzaak
in den meergenoemden aanwas van de „Uitgegeven ter
reinen” waardoor uit den aard der zaak hoogere dotatie’s
aan de bedoelde fondsen moeten plaats hebben.
De post „Leeningsrente” ad f 1.682.263,16 overschrijdt de
raming ad f 1.420.020,99 met f 262.242,17. Deze overschrijding
vindt haar oorzaak in de uitgevoerde aanlegwerken in
1923 (waarover in 1924 rente is verschuldigd) alsmede in
den inbreng in 1923 en 1924.
Ten slotte komen in de rekening nog voor de posten „Te
reserveeren voor annuïteiten Grondbedrijf (rentebestand-
deel)” ad f 18.860,36 en „Te reserveeren voor dubieuze debi
teuren” ad f 807,24, welke posten in de begrooting voor 1924
niet waren geraamd.
De „üitkeering van het saldo der Uitgegeven terreinen
tot gedeeltelijke dekking van de rente op gronden en bouw
terreinen” ad f 337.524,14 was geraamd op f 492.748,13. Ver
wezen wordt naar den onder de „baten” opgenomen post
van gelijke strekking en bedrag en naar de daaraan ge
geven toelichting.