I 6 5. Incasso achterstallige huren. Aangezien het voorloopig exploitatie-overzieht 1923 een tamelijk groot bedrag als „oninbare huren” vertoonde, werd besloten, met de inning van huurschuld van ver- Betrekkelijk spoedig na de in werking treding van de Stichting „Centraal Woningbeheer” op 1 April 1922, kwam de vraag naar voren of de diensttijd van het rechtstreeks door het Bestuur aangestelde personeel t.z.t. pensioengeldig zou kunnen worden gemaakt, gelijk het geval is ten aanzien van het bij de Stichting gedetacheerde in vasten dienst bij de Gemeente zijnde personeel. Aangezien de Statuten der Stichting geen bepaling be vatten, waaruit bleek, dat door Burgemeester en Wet houders de benoeming en het ontslag van personeel aan het Bestuur der Stichting was gedelegeerd, was een aanvulling der Statuten in den bovenbedoelden zin nood zakelijk, omdat in verband met de bepalingen der Pensioen wet slechts de tot benoemen bevoegde autoriteit een geldige aanstelling zou kunnen uitreiken. Burgemeester en Wethouders waren bereid tot bedoelde delegatie, mits van te voren de arbeidsvoorwaarden voor het betrokken personeel door hun College zouden zijn goedgekeurd. Door het Bestuur werden dan ook de thans geldende door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde „Arbeids voorwaarden voor de ambtenaren der Stichting „Centraal Woningbeheer” vastgesteld, waarna door den Gemeente raad in zijn vergadering van 8 December 1924 de Statuten der Stichting werden aangevuld met een bepaling, voor schrijvende, dat het ontslag en de benoeming van personeel onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders door of vanwrege het Bestuur der Stichting geschieden. De formeele bezwaren tegen benoeming en ontslag door het Bestuur waren hiermede dan ook uit den weg geruimd. In verband hiermede kan thans de diensttijd der betrok kenen, voor zoover deze althans hiervoor in aanmerking komen, van den datum van indiensttreding af voor pen sioen worden geldig gemaakt. Ten opzichte der arbeidsvoorwaarden zij vermeld, dat deze voor een groot gedeelte overeenkomen met de bepa lingen geldend voor het personeel der Gemeente, zooals die zijn omschreven in het Ambtenaren- en Werklieden- Reglement. In enkele gevallen is, voornamelijk ter wille van eene meer soepele regeling, van deze bepalingen afgeweken. 1 8 VERSL. VAN DE STICHTING CENTRAAL WONINGBEHEER.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1924 | | pagina 681