14
A
7. Meubileeringstentoomstellingen.
Teneinde gegadigden voor een gemeentewoning in staat
te stellen zich een goed denkbeeld te vormen van het in
wendige der gemeentewoningen en hun de gelegenheid te
bieden zich op de hoogte te stellen van moderne woning
inrichting, welke althans voor een gedeelte der arbeiders
bevolking binnen het bereik ligt, heeft de Dienst der
Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting in 1924 twee kleine
tentoonstellingen op het gebied van woninginrichting
georganiseerd in enkele door het Bestuur van „Centraal
Woningbeheer” daartoe beschikbaar gestelde woningen.
De eerste dier exposities vond plaats van 15 Juli tot
23 Augustus 1924 in de woningen Hildebrandplein 3, 4, 5
en 6, van welke de twee laatstgenoemde geheel door den
binnenhuisarchitect J. C. Le Cointre alhier, werden inge
richt, terwijl het perceel No. 3 door den Dienst der Stads-
1 8 VERSL. VAN DE STICHTING CENTRAAL WONINGBEHEER.
den Minister van Arbeid te verzoeken ’s Rijks medewerking
tot huurverlaging en -egalisatie te willen bevorderen. Hun
College heeft echter gemeend andere en reeds dadelijk meer
ingrijpende voorstellen tot huurverlaging te moeten voor
bereiden.
Niet alleen in de eigenlijke arbeiderswoningeomplexen
werden moeilijkheden ten aanzien van de verhuring in
verband met te hooge huren ondervonden. Ook de ver
huring van de 57 betonwoningen (met inbegrip van 16
proefwoningen), aan de Statenlaan en omgeving baarde
zorg.
Deze woningen, ontworpen als behoorlijke arbeiders
woningen, zijn verhuurd aan middenstanders, die beter
dan de arbeiders de door den Raad vastgestelde huren,
varieereud van f 41,25 tot f 51,per maand, konden
betalen.
Nu langzamerhand meer ruimte aan niiddenstandswo-
ningen is gekomen, ondervindt het verhuren der woningen
groote moeite.
Bedroeg in 1923 de schade wegens onverhuurd f 834,51,
in 1924 beliep dit bedrag f 2.479,54.
Aan Burgemeester en Wethouders werd daarom in over
weging gegeven den Raad huurverlaging dezer woningen
voor te stellen, zoodanig, dat de nieuwe huur gemiddeld
f 39,25 per woning per maand zou bedragen.
Het totaal jaarljjksch tekort zou daardoor eventueel
oploopen tot f 9.556,49, d.i. f 164,77 per woning per jaar.
Gedurende het verslagjaar werd aan dit voorstel geen
gevolg gegeven.