28
3
VERSLAG GEMEENTELIJKE SCHOOLARTSENDIENST.
In het eerste kwartaal viel het onderzoek der candidaat-
leerlingen der Nijverheids (Ambaehts)-scholen volgens art.
14 der Nijverheidsonderwijswet. Door verschillende omstan
digheden was het oproepen der eandidaten naar het School
artsenbureau niet goed geregeld, omdat de verschillende
Directeuren der Ambachtsscholen hunne lijsten der inge
schreven eandidaten niet gereed hadden. Daardoor ontstond
af en toe ongemak.
In de herfst van 1924 werd er dan ook op aangedrongen
dat deze materie beter zou geregeld worden, waaraan ook
door de Directeuren der le en 2e Ambachtsschool is vol
daan, doch nog niet door den Directeur der 3e Ambachts
school.
Verder moet er op gewezen worden dat er zich veel meer
eandidaten voor de Nijverheidsschool opgeven dan er ge
plaatst kunnen worden. Worden deze toch allen gekeurd,
maar hun plaatsing gedeeltelijk uitgesteld, dan is herkeu
ring in het volgende jaar natuurlijk evenzeer noodig, het
geen echter dubbel werk is.
Eigenaardig komt het mij voor, dat meisjes zich zoo
uiterst weinig ter keuring aanmelden, hoewel er toch ook
Nijverheidsscholen' voor meisjes bestaan. Naar mijn oordeel
hebben meisjes dit onderzoek niet minder noodig dan
jongens.
Ter vergemakkelijking van het onderzoek voor beroeps
keuze werd met behulp van verschillende gegevens en mede
werking van het Gemeentelijk bureau voor beroepskeuze
een kaartsysteem ontworpen, dat afzonderlijk voor prac-
tisch ieder in Nederland voorkomend beroep, de afwijkin
gen geeft, die op medische gronden de keuze van dat beroep
ongewenscht doen zijn. Daar voor het ontwerpen van een
dergelijk kaartsysteem een nauwkeurige kennis van de door
ieder beroep gestelde lichamelijke eischen enz., onmisbaar
is, was de medewerking van het bureau voor beroepskeuze
van groote waarde.
Besmettelijke ziekten, waarmede de sehoolartsendienst te
maken heeft, waren in 1924 sterker heerschend dan vorige
jaren. Bijzonder geldt dit voor roodvonk. In de maand Mei
begon deze ziekte het hoofd op te steken (niet alleen in den
Haag maar ook in de andere groote Gemeente). Tot een
epidemisch verklaren vanwege het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid behoefde het gelukkig niet te komen, maar
in December, het hoogtepunt, bedroeg het aantal gevallen
toch 144. Tot het einde des jaars waren het er 716.
Evenwel, dat waren alleen de officieel aangegeven ge
vallen. Minstens even groot acht ik het aantal der niet
aangegevenen. Hiertoe werkte mede het buitengewoon