38 3 Tot die reserve behooren: a. met ingang van 1 Juli 1925 zij, die op grond van artikel 8 der Wachtgeld verordening 1921 door Burgemeester en Wethou ders als werkman of als ambtenaar bij de reserve worden aangesteld, mits zij den wensch daartoe vóór 1 Augustus 1925 schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders te kennen geven; b. de vaste werklieden en de vaste ambtenaren, behoorende tot door Burgemeester en Wethouders, gehoord de Centrale Commissie van Overleg, aan te wijzen groepen, die met ingang van 1 Juli 1925 of later worden ontslagen wegens opheffing van hun betrekking of wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, waarbij zij werkzaam zijn en waardoor hun werk zaamheden overbodig zijn geworden; c. andere personen in dienst der gemeente ’s-Gravenhage werkzaam geweest, die Burgemeester en Wethouders bij de reserve aanstellen, het Hoofd van den tak van dienst, waarbij zij laatstelijk werkzaam zijn geweest gehoord, nadat zij, wegens opheffing van hun betrekking, wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, waarbij zij werkzaam waren en waardoor hun werkzaamheden overbodig zijn geworden of wegens inkrimping van werkzaamheden uit anderen hoofde zijn ontslagen. Van de 489 wachtgelders van allerlei rang die op 1 Januari 1925 aanwezig waren, was een vrij groot gedeelte hetwelk krachtens de bestemming der reserve niet voor toelating in aanmerking kon worden gebracht. Van de overigen wenschte een klein percentage om allerlei redenen niet toe te treden, zoodat op 1 Juli 1925 de reserve aan ving met 225 reservisten, welk cijfer einde 1925 door overlijden, pensionneering, vaste aanstelling bij andere gemeentediensten enz. was gedaald tot 204. Dat der resteerende wachtgelders liep tot op dit tijdstip terug tot 235. Evenals de reservisten worden de wachtgelders benevens de groep „ambtenaren in algemeenen dienst” te werk gesteld door den dienst der personeelsreserve. Door de plaatsing te brengen in één hand werd onmiddellijk verkregen een meer intensieve benutting der voorradige krach ten. Spoedig bleek echter dat èn de gemeentediensten èn te werk gestelde reservisten of wachtgelders het tijdstip van vrij komen niet steeds aan den dienst der personeelsreserve mede deelden, waardoor herplaatsing niet of met vertraging tot stand kwam. Om dit euvel te bestrijden werd op 5 September 1925 de geheele loon- en wachtgeldbetaling bij de arbeidsbeurs-perso- neelsreserve ondergebracht waarvoor haar een crediet werd VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1925 | | pagina 1029