10 4 beheer”. II. EXPLOITATIE DER NIEUWE WONINGEN. Algemeen over zicht. Op 1 Januari 1925 bedroeg het aantal in het belang der Volkshuisvesting gebouwde en verbouwde verhuurbare gemeen- tewoningen 5465, benevens 96 winkelwoningen, 4 winkels en 49 werkplaatsen, pakhuizen en stallen. Op 31 December 1925 was dit aantal gestegen tot 6095, benevens 112 winkelwoningen, 4 winkels en 59 pakhuizen, werkplaatsen en stallen. Behalve door overdracht van door de Gemeente gestichte woningen onderging het aantal bij ons in beheer zijnde woningen vermeerdering door overdracht van de door de Gemeente ge naaste 60 woningen en 2 winkels van de gefailleerde woning- Incasso achter stallige huren, werden aan een incasso-bureau ook dit jaar 20 maal bedragen ter inning opgegeven tot een totaal-bedrag van f 875,15.10 posten hadden betrekking op perceelen in de oude stad en 10 op de nieuwgebouwde perceelen. Binnengekomen zijn 2 posten tot een bedrag van f 78,30, of bijna 9 Het Bestuur besloot in verband met deze geringe resultaten het abonnement bij het incassobureau op te zeggen. Critiek op het be- In de vergadering van den Gemeenteraad op 8 en 9 December leid van „Oen- werd door den heer I. van der Loo critiek geoefend op de gestie traal Woning- der Stichting. beheer Naast enkele opmerkingen over de arbeidsvoorwaarden van het personeel werden door dit Raadslid bezwaren ingebracht tegen de wijze waarop de inspectrices hare taak vervullen. In het bijzonder werd door hem gewraakt, dat deze ambtenaressen bij afwezigheid en tegen den wil der bewoners de w’oningen zouden betreden, en daarbij de woning doorzochten, kasten en laden inspecteerden, enz. Wij aarzelen niet te verklaren, dat indien deze feiten zich inderdaad hadden voorgedaan, wij deze zonder eenig voorbehoud ten sterkste zouden afkeuren. Een dergelijk optreden zou blijk geven van een zoodanig gebrek aan tact, dat wij zulk een wijze van handelen niet zouden kunnen dulden. Ons Dagelijksch Bestuur heeft dan ook gemeend de gevallen, waarop de heer Van der Loo doelde, nauwkeurig te moeten onderzoeken. Het is ons aangenaam te kunnen verklaren, dat er in deze gevallen geen enkele reden was om te concludeeren tot een ongewenscht optreden der betrokken inspectrices, terwijl ons evenmin andere gevallen als waarop genoemd Gemeente raadslid doelde, zijn bekend geworden. Aan Burgemeester en Wethouders werd het resultaat van ons onderzoek medegedeeld. Hoewel de resultaten over 1924 niet bevredigend waren, VERSL. VAN DE STICHTING CENTRAAL WONINGBEHEER.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1925 | | pagina 268