10
In het vorige verslag werd reeds gewaagd van een voorstel Huurverlaging.
aan Burgemeester en Wethouders tot egalisatie der huren ge
combineerd met huurverlaging. Op verzoek van dit College
werd op 30 Mei 1925 een nader uitgewerkt voorstel ingezonden.
Hierbij werd uitgegaan van de volgende overwegingen:
le. De huren der visscherswoningen zijn geheel buiten be
schouwing gelaten. Aangezien deze woningen reeds abnormaal
laag verhuurd worden, kwamen zij in geen geval voor verlaging
in aanmerking, zullen in tegendeel geleidelijk omhoog gevoerd
moeten worden.
2e. In die gevallen, waarin een aanmerkelijk verschil in
„stand” bestaat tusschen woningen van dezelfde indeeling is
ook dit verschil in den prijs tot uitdrukking gebracht. Dit doet
zich o.a. voor in de complexen aan den Trekweg, waar een groot
onderscheid bestaat tusschen de woningen aan de hoofdstraten
(Noordpolderkade, Laakkade en Trekweg) en die aan de binnen
straten; dit onderscheid wordt door de bewoners zelf in hooge
mate gevoeld en is o.m. tot uitdrukking gekomen in een drang
tot verhuizing naar de hoofdstraten en ook bij aanvragen voor
woningen.
3e. In de gevallen, waarin een aanmerkelijk onderscheid
bestaat tusschen de huren van naast elkander liggende, in ver
schillenden tijd gebouwde woningcomplexen, is zooveel mogelijk
eenheid gebracht in de huren in dier voege, dat voor geheel
gelijke woningen ook geheel dezelfde huur wordt betaald. In
enkele gevallen brengt dit onvermijdelijk met zich een kleine
verhooging voor sommige woningen, ten einde een juiste onder
linge verhouding tusschen de huren te verkrijgen.
4e. Nu toch tot aanmerkelijke wijziging van de huren moest
worden overgegaan, is van de gelegenheid gebruik gemaakt om
kleine onjuistheden te herstellen. Uiteraard is bij de vele dui
zenden woningen, welke thans worden geëxploiteerd, af en toe
wel eens na de vaststelling der huren gebleken, dat een woning,
gezien de indeeling en de ligging, in vergelijking tot andere,
achteraf te hoog of te laag bleek gewaardeerd te zijn. Dergelijke
kleine oneffenheden zijn thans gladgestreken.
De huurvermindering bedroeg per saldo f 80.094,20 voor 3198
woningen, de huurvermeerdering bedroeg f 1.521,voor 438
woningen.
Deze huurverlaging heeft betrekking op de met Rijksvoor-
schot gebouwde woningcomplexen voor zoover het mogelijk was
de huren te verlagen zonder te komen tot verhooging van de
vastgestelde maximum-bijdrage van het Rijk. Voorts werden
daarin betrokken de met Rijkspremie gebouwde complexen, voor
v*
VERSL. VAN DE STICHTING CENTRAAL WONINGBEHEER.