10 9 Bij de verleening dezer bijdragen is er van uitgegaan, dat deze tijdelijk zou zijn: geleidelijk zouden de huren dienen te worden verhoogd en de bijdrage zoodoende moeten vervallen. In verschillende Koninklijke Besluiten is zulks vastgelegd. Zulk een geleidelijke verhooging kwam ons evenwel ook af gescheiden van het bovenstaande noodig voor. De huren der door onze Stichting beheerde visscherswoningen zijn belangrijk lager dan die van geheel dezelfde woningen van derden, ook in één en hetzelfde complex. Dit verschil was aanvankelijk noodig in verband met de zeer lage huur der krotten, waaruit de meeste gezinnen kwamen. Het geeft evenwel aanleiding tot misstanden deze verschillen op den duur te handhaven. Tal van Scheve- ningers, die aanvankelijk visschers waren, hebben een ander beroep gekregen. En er zijn vele niet-Scheveningers, met ge ringer inkomens, die wel de huur moeten opbrengen, welke voor Scheveningers te zwaar wordt geacht. Op den duur zal dus dit onderscheid tusschen visschers en anderen moeten vervallen. Dit kan echter niet anders dan zeer geleidelijk geschieden. Wij hebben daarom besloten de huren dezer woningen zeer geleidelijk en met geringe bedragen te verhoogen, n.l. met f 0,10 per woning op 1 Januari 1926, 1927 en 1928. Nadat Burgemeester en Wethouders hadden verklaard hier tegen geen bezwaar te hebben, werd daarvan per 1 November aan de belanghebbenden mededeeling gedaan. Bij den bouw van verschillende gemeentelijke woningcom- Waterverbruik, plexen zijn gemeenschappelijke watermeters aangebracht, waar op een aantal perceelen is aangesloten. Dit is indertijd geschied uit zuinigheidsoverwegingen (zooweel op de aanlegkosten als op meterhuur is hierdoor bespaard). Hierdoor is echter het nadeel ontstaan, dat niet is na te gaan, hoeveel water door elk der aan geslotenen is verbruikt en dat derhalve het verbruik boven het normale maximum (thans 30 M3. per jaar) niet op de betrok kenen kon worden verhaald. Uit de rekeningen van het Bedrijf der Duinwaterleiding over 1924 bleek, dat deze toestand aanleiding geeft tot een ontoelaat bare waterverspilling. In 1924 heeft het meerverbruik f 34.880,40 bedragen. Van dit bedrag komt slechts f 449,30 ten laste van personen, die een afzonderlijken meter hebben. Rond f 34.400 was dus niet op de betrokkenen te verhalen. Ons Bestuur was van meening, dat deze toestand niet kon worden bestendigd en dat het noodig is geleidelijk alle woningen van een afzonderlijken meter te voorzien. Wel zal dit een zeer belangrijke uitgave aan meterhuur vorderen, zoodat de bespa- VERSL. VAN DE STICHTING CENTRAAL WONINGBEHEER.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1925 | | pagina 273