10
39
202, door de Gemeente is aangekocht van de in staat van fail
lissement verkeerende Woningbouwvereniging „St. Joseph” te
Loosduinen.
Zooals uit de exploitatierekening blijkt, zijn van de Rijks-
voorschotwoningen alle complexen een vol jaar in exploitatie
geweest, hetgeen van de groep „Overige woningcomplexen” niet
het geval was met de complexen Duindorp III en Spoorwijk
IIO. Wegens den geringen exploitatieduur werden de exploi-
tatie-resultaten van Spoorwijk III buiten deze exploitatie-reke-
ning gelaten en op de Balans geplaatst.
De posten, die eenigszins beduidend beneden de raming
blijven, zijn „Bruto-huren”, „Rente terzake bouwkosten”,
„Grond-, straatbelasting, sluisgelden, enz.”, „Duinwater”, en
„Rente waarde grond”, terwijl de posten „Huurderving wegens
onverhuurd en oninbaar” en „Rente voor te late betaling annuï
teiten” boven de raming uitgaan.
Als oorzaak van de hiervoren aangegeven lagere huurop
brengst wordt gewezen op de krachtens Raadsbesluit van 22
Juni 1925 (Bijlage no. 479) ingevoerde huurverlaging voor ver
schillende complexen gemeentewoningen. Voorts kwamen min
der woningen ter verhuring gereed dan bij den opzet der be
groeting was verondersteld. Deze omstandigheid gaf mede aan
leiding tot lagere boekingen op vorengenoemde posten.
Het bedrag aan „Huurderving” wegens onverhuurd en on
inbaar ad f 64.410,65 overschreed de raming met f 28.221,09 en
bedroeg ruim 3,7 van het bedrag der bruto-huur.
Wederom werden de „Algemeene Onkosten”, die boven het
bedrag van f 8,— per woning per jaar uitgingen, verrekend met
den post „Diversen” onder de Baten (in hoofdzaak Rentebate).
Na deze verrekening bleef nog een bedrag ad f 18.366,59 ten bate
der complexen.
De complexen Kortenbosch, Trekweg I en met uitzondering
van Kolenwagenslag I alle complexen van de rubriek „Overige
woningcomplexen” hebben een voordeelig saldo opgeleverd tot
een bedrag ad f 38.680,84, welk bedrag wordt gestort in het be
trokken Reservefonds.
De batige saldi op de complexen Duindorp I en II en Spoor
wijk IIC vinden o.m. oorzaak in de omstandigheid, dat het eerste
exploitatiejaar gunstig beïnvloed wordt, doordat grond- en
straatbelasting niet of nog niet ten volle in dit tijdvak geheven
zijn; voorts in de geboekte rente ter zake bouwkosten lager dan
de raming, waarbij van een hoogeren rentevoet was uitgegaan
dan het werkelijke percentage der leeningsrente. Gedeeltelijk
worden deze gunstige verschillen weliswaar te niet gedaan door
VERSL. VAN DE STICHTING CENTRAAL WONINGBEHEER.