Bijlage 13
VERSLAG van de Schoonheidscommissie voor de
gemeente s-Gravenhage over 1925.
Den lsten Mei 1925 traden, ingevolge art. 6 der instructie, Samenstelling
drie leden der Schoonheidscommissie af. Volgens het opgemaakte der Commissie,
rooster waren aan de beurt van aftreding: Mevr. A. E. v. Braam
HouckgeestSchroot en de heeren dr. C. W. Lunsingh Scheur
leer en ir. A. Broese van Groenou. Laatstgenoemde vervulde een
tusschentjjdsche vacature en was daarom herkiesbaar. Eerstge-
noemden lieten, na een wederzijdsch hartelijk afscheid ter ver
gadering van 30 April, hunne plaatsen ter beschikking aan
hunne opvolgers, als hoedanig Burgemeester en Wethouders
benoemden de heeren ir. A. Broese van Groenou, dr. J. Kalf en
H. Roeters van Lennep, die allen de benoeming aanvaardden.
Bij schrijven van 27 Mei berichtte de heer Mr. Dr. R. S.
Bakels, tot leedwezen der Schoonheidscommissie, dat hij ontslag
nam als lid. Zij betuigde hem haren dank voor de vele en goede
diensten door hem gedurende zijn lidmaatschap bewezen. In
zijne plaats benoemden Burgemeester en Wethouders den heer
G. A. H. v. d. Stok, die de benoeming aanvaardde.
Naar de meening van Burgemeester en Wethouders zou het
gewenscht zijn, dat de functie van voorzitter der Schoonheids
commissie steeds bekleed werd door een niet-architect. Aange
zien art. 5, le al., der instructie de benoeming van voorzitter en
plaatsvervangend voorzitter aan de Commissie opdraagt en der
halve geen waarborg geeft voor een keuze overeenkomstig den
wensch van Burgemeester en Wethouders, is deze alinea, mede
op aanraden van de Schoonheidscommissie, gewijzigd in dien
zin, dat voortaan de voorzitter en de plaatsvervangend voor
zitter der Schoonheidscommissie door Burgemeester en Wet
houders worden benoemd.
Ingevolge deze wijziging benoemde het College tot voorzitter
dr. J. Kalf en tot plaatsvervangend voorzitter den heer G. A.
H. v. d. Stok, die beiden de benoeming aanvaardden.