18
6
Levend.
Levend.
35
4
4
1
1
2
1
5
40
181
81
den
Uitwendige kauwspier
Hart
Inwendige kauwspier
Uitw. kauwspier en hart
Uitw. en inw. kauwspier
Inw. kauwspier en hart
Middenrif
Andere plaatsen
Belangrijke veranderingen in bovenstaande cijfers tegenover
1924 zijn er niet; alleen voor geiten werden 2 gevallen van
tuberculose geconstateerd, terwijl in het vorige jaar deze ziekte
niet bij deze diersoort is waargenomen.
Cysticercus inermis (blaasw’orm of fin, d. i. een lintworm-
larve, die, genuttigd door den mensch, bij dezen een lintworm
Taenia saginata kan veroorzaken) werd in totaal 307 maal
aangetroffen en wel bij 221 runderen, (1,06 °/o van het aantal
geslachte dieren) en 86 graskalveren (2,53
Levende exemplaren werden gevonden bij 40 runderen
(0,19 °/o) en 5 graskalveren (0,15
De overigen waren afgestorven. Tegenover het vorig jaar is
het totaal aantal gevallen iets verminderd, doch dat der levende
exemplaren het zelfde gebleven. Zij werden gevonden, zooals
onderstaande staat aangeeft.
Echinococcosis (het voorkomen van een blaasworm, waarin
zich de larven bevinden van een lintworm van den hond
Taenia echinococcus door tusschenkomst van den hond kan
de mensch echinococcosis krijgen) kwam voor bij 208 runderen
(0,99 °/o van het aantal geslachte dieren), 53 paarden (4,51 *7o),
44 varkens (0,08 "/o) en 4 schapen (0,09°/o). Voor runderen een
geringe toename, voor de andere diersoorten een geringe ver
mindering vergeleken met het jaar 1924.
Actinomycose (straalschimmelziekte overdraagbaar op
mensch) werd 22 maal aangetroffen; éénmaal in longen en
lever, de overige gevallen aan tong of kaak.
VERSLAG VAN HET OPENBAAR SLACHTHUIS.
Rund.
Graskalf.
VINDPLAATS.
108
51
17
2
2
Afge
storven.
Afge
storven.
33
43
3