19 3 bij eenigszins ruw weder ook de deining in de binnenhaven grooter is dan voorheen, waardoor de vaartuigen eerder kans op schade beloopen. Niettegenstaande de groote kosten aan sleeploon, geven de Scheveningsche reeders de voorkeur aan een der stille Maas havens als opleghaven. Voor het eerst sinds enkele jaren moest de trawlvisscherij Trawlvisscherij. zonder steun van Rijk of Gemeente worden uitgeoefend. Op grond van de gunstige uitkomsten van de haringvisscherij over het jaar 1924 werd van overheidswege steun voor deze visscherij niet noodig geacht. Veel resultaat verwachtte men van deze visscherij niet, vooral waar in de laatste jaren een geregelde achteruitgang in de vangsten viel te constateeren. Deze achteruitgang werd ver weten aan de overbevissching van de Noordzee in de laatste jaren, vooral de z.g. pufvisscherij was volgens velen hiervan de oorzaak. Door deze visscherij toch wordt bijna uitsluitend jonge visch gevangen, welke dient tot eendenvoer. De Reedersvereeni- ging voor de Nederlandsche Haringvisscherij heeft over dit onderwerp aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw een adres gezonden, waarin onder meer wordt aan- gedrongen op het treffen van maatregelen tegen de pufvisscherij onder onze kusten en wel door uitvaardiging van een verbod tot aan- en vervoer van ondermaatsche visch. Gedurende het verslagjaar hebben in totaal 38 vaartuigen (2 motorloggers en 36 loggers) gedurende korteren of langeren tijd aan deze visscherij deelgenomen, tegen 73 vaartuigen in 1924. Niettegenstaande het gunstige voorgaande haringseizoen werd dus slechts 52 van het aantal vaartuigen, dat in 1924 aan de trawlvisscherij deelnam, in 1925 voor deze visscherij uitgerust. Door de trawlvaartuigen zijn in totaal 479 reizen gemaakt, waarvan 443 op deze haven en 36 op IJmuiden. Op deze laatste plaats werd derhalve 7,5 van het aantal reizen gedaan tegen 9,6 in 1924. Het kleinste aantal reizen, dat een vaartuig op deze haven deed was 8, het grootste aantal 28; 12 vaartuigen deden 810 reizen, 24 vaartuigen 11—20, 1 vaartuig deed 23 en 1 28 reizen. Gemiddeld aantal reizen per logger 12, per motorlogger 25. Gedurende het voorgaande jaar deden 2 stoomtrawlers, 2 motorloggers en 69 loggers in totaal 885 reizen, waarvan 799 op deze haven en 86 op andere havens. In den loop van het verslagjaar werd te Scheveningen aan Opbrengst der versche visch aangevoerd: aangevoerde versche visch. VERSLAG GEM. DIENST VAN HAVEN- EN MARKTWEZEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1925 | | pagina 526