19 7 30 M. uit de hoofden der pieren op een voorwerp onder water en zonk. De bemanning, bestaande uit 3 koppen, werd met een vlet van boord gehaald. Het vaartuig werd later door het bergingsvaartuig „Buffel” gelicht en in den Noordhoek van de binnenhaven gebracht, waar het werd gesloopt. Den 26sten November zonk, tengevolge van het stormweer, de schokker Sch. 153 in de haven. Van het vaartuigje werd door den eigenaar afstand gedaan en het werd op kosten van de Ge meente door de Sleephelling-Maatschappij gelicht en op de hel ling gebracht. Bovendien kwamen nog een achttal ongevallen van minder beteekenis voor. Gedurende het verslagjaar kwam 3 maal, n.l. 28 Maart, 24 Quarantaine. September en 15 November een logger binnen met een zieke aan boord. Zooals gebruikelijk, werd aan deze vaartuigen geen ver binding met den wal toegestaan, alvorens de quarantaine-dokter hiertoe vergunning had gegeven. 38 maal werd het mistsignaal, met een totaal van 14716 uur, Mistsignaal. tijdens dikken mist in werking gesteld. Bovendien werd het iedere week gedurende korten tijd beproefd. Storingen van buitengewonen aard kwamen niet voor. Evenals in de vorige jaren, werd ook gedurende het verslag- Sleepdienst, jaar de sleepdienst op de haven uitgeoefend door L. Smit Co.’s Internationalen Sleepdienst. Gedurende het geheele jaar waren minstens 2 sleepbooten in de haven aanwezig. In den loop van het jaar werd op verzoek van de kapiteins der sleepbooten in totaal 16 maal het sein geheschen: „De sleep boot komt niet uit”. Dit geschiedde meestal wanneer er bran ding vóór of in de buitenhaven stond. De dienst werd onafgebroken dag en nacht waargenomen. Seininrichting. Als grondslag van het getijsein werd steeds aangenomen de minste diepte, welke in de vaargeul der buitenhaven en tot 300 M. buiten de hoofden in zee werd aangetroffen, volgens de laatste door den Rijkswaterstaat verrichte peiling. Deze grondslagen varieerden gedurende het verslagjaar van 21 tot 24 d.M. N.A.P. Zij waren voor 1924 van 21 tot 25 d.M. N.A.P. Hieruit blijkt, dat de diepte in de buitenhaven ge durende het afgeloopen jaar vrijwel gelijk is geweest aan die in het voorgaande. De grootste diepte in de vaargeul werd waargenomen op 27 November en was toen 40 d.M. De minste waterstand werd genoteerd op 23 en 26 Februari, toen de diepte slechts 4 d.M. bedroeg. VERSLAG GEM. DIENST VAN HAVEN- EN MARKTWEZEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1925 | | pagina 530