22 23 Amsterdam en Rotterdam. In deze opgave zijn de navolgende, als vermoedelijk aange geven gevallen niet begrepen, die bij voortgezet onderzoek niet konden worden gehandhaafd: 25 febris typhoïdea, 92 diptherie, 15 roodvonk, 15 meningitis cerebrospinalis epidemica en 9 en cephalitis lethargica. De aanzienlijke stijging van roodvonk en de toeneming van diphterie, waarop wij vorig jaar reeds moesten wijzen, is in 1925 nog niet tot stilstand of teruggang gekomen. Ons deel aan deze algemeen waargenomen stijging is overi- Vergelijking met gens niet onevenredig groot, eer het tegendeel zooals uit de onderstaande vergelijking met Amsterdam en Rotterdam zal blijken, naar de gegevens door den Gezondheidsraad achtereen volgens gepubliceerd en door ons bij benadering in cijfers weer gegeven. Den Haag had 38 gevallen van febris typhoïdea, naar even redigheid van de Amsterdamsche cijfers zouden hier ongeveer 100 gevallen geweest moeten zijn, en met Rotterdam vergeleken ongeveer 70. De letaliteit is in Amsterdam tweemaal zoo groot als hier en in Rotterdam bijna 3 maal zoo groot. Amsterdam heeft naar evenredigheid anderhalf maal meer roodvonk en Rotterdam tweemaal meer dan den Haag. De per centsgewijze sterfte aan roodvonk was in Amsterdam tweemaal gunstiger dan in Rotterdam, maar het gunstige Amsterdamsche cijfer wordt nog, zjj het weinig, door den Haag overtroffen. Wat diphterie betreft, is Rotterdam slechts weinig achter bij den Haag, maar in Amsterdam kwam in 1925 naar evenredigheid tweemaal meer diphterie voor dan hier. De sterftecijfers zijn in Amsterdam het gunstigst n.l. ruim één procent beter dan hier, maar Rotterdam en het gemiddelde Rijkscijfer komen bijna twee procent achter ons aan. Ook de Rijkscijfers voor 1925 zijn in dit opzicht van waarde, Rijkscijfers. waarbij in het oog moet worden gehouden, dat besmettelijke ziekten als roodvonk en diphtherie, begrijpelijkerwijze, in de dichte agglomeraten der groote steden, naar verhouding meer voorkomen dan op het platteland. Voor febris typhoïdea naderen de evenredige ziektecijfers van het Rijk het dubbele en overtreft het sterftecijfer het dubbele van Den Haag. Voor roodvonk was de procentsgewijze sterfte tweemaal zoo groot als te dezer stede, maar de ziektecijfers waren hier ander half maal zoo groot als bij het Rijk. De Rijkscijfers voor diphtherie waren, wat de ziektegevallen betreft, nog 1*4 maal lager dan in Den Haag, maar de sterfte bedroeg ongeveer 2 meer dan te dezer stede. VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1925 | | pagina 631