22
26
Ljjkverplaatsing.
Kinderpolitie en
Zedenpolitie.
werden bezocht naar aanleiding van het voorkomen van besmet
telijke ziekten; ook in deze gevallen volgde veeltijds allerlei
advies van hygiënisch-sanitairen aard, voor praktische toepas
sing geschikt.
In dit verband moge hier het nieuwe kinderhuis der gemeente
aan de Koninginnegracht worden genoemd; bij het vorige ge
bouw in het Westeinde vergeleken is de vooruitgang niet gering,
maar er valt toch nog het een en ander te verbeteren, op het
gebied der ventilatie en vooral in zake baden.
Eenige malen verzocht de Kinderpolitie advies in zake het
hygiënisch milieu van kostkinderen of den gezondheidstoestand
dier kinderen.
Ook werd onze medewerking gevraagd voor een onderzoek
in de Joan-Maetsuyckerstraat no. 209, waar de Vereeniging
„Vrijheid en Leven” een tehuis voor kinderen heeft. Het schijnt
eene religieus-ethische koöperatie tot naastenliefde te zijn, door
een klein getal gelijkvoelenden, blijkbaar met toewijding en op
offering tot stand gebracht.
Dit jaar werden door de Kinder-Zedenpolitie twaalf volwas
sen meisjes onderzocht en 3 kinderen.
Het blijven dezelfde in-treurige geschiedenissen van verwaar-
loozing en verwildering, van moreelen achteruitgang, van ver
loren lichaamsgaafheid en van sterk aangegrepen gezondheid.
Vorig jaar werd de hoop uitgedrukt, dat de maatregelen,
door het Gemeentebestuur genomen, om het onnoodig opgraven
van lijken tegen te gaan, er toe zou medewerken, om het aantal
opgravingen binnen enger grenzen, n.l. die van noodzakelijkheid
te houden.
Aanvankelijk lijkt die hoop in vervulling te gaan, als men
weet, dat het aantal verzoeken om verplaatsing van lijken, in
1924 72 bedroeg, terwijl het in 1925 tot 38 daalde.
Op zichzelf is er in het algemeen geen groot bezwaar te
maken, behalve dan van hygiënischen aard, te beoordeelen in elk
bijzonder geval, als de nabestaanden verplaatsing van het lijk
van een begraven bloedverwant verzoeken, maar het wordt
geheel anders, indien daarbij de grafrust van derden is betrokken
en in gevaar wordt gebracht.
Al te vaak is dit het geval en moeten een of meer lijken
verplaatst worden, om het mogelijk te maken, dat aan een ver
zoek tot opgraving van een lijk kan worden voldaan. Het is
daarom niet overbodig er aan te herinneren, dat de Wet, zelfs
aan den armste overledene, een redelijk recht van ongestoorde
grafrust toekent, tenminste gedurende de eerste tien jaren;
zonder noodzaak worde aan die periode van ongestoorde grafrust
liever niet geraakt.
VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.