33 13 zich vooroverbuigend meisje. Van Arntzenius werd o.a. nog een zelfportret aangekocht, dat echter meer voor het Historisch Museum bestemd is. Onze collectie werk van dezen kunstenaar werd op zeer gelukkige wijze uitgebreid met een straatgezieht: de Wagenstraat, een schenking van den heer A. Preijer. Een toeval stelde ons in staat op buitengewoon voordeelige voorwaarden de hand te leggen op twee portretten van Jan Willem Pieneman, waarvan vooral het forsche zelfportret door de krachtige en gezonde schildering een contrast vormt tot de meestal wat weeke en geaffecteerde factuur van het werk uit het begin van de vorige eeuw. Uit dienzelfden vroegen tijd is dan ook het bijzonder frissche en pittige kleine strandje van Schelfhout, dat duidelijker dan de meeste zijner groote en uitvoeriger doeken doet begrijpen, dat deze kunstenaar zoo sterken invloed kon uitoefenen op het volgende, veel meer impressionistisch gezinde schildersgeslacht. Iets van dat impressionistische is ook hierin reeds te vinden. De afstand naar de andere en belangrijker aanwinst uit de eerste helft van de 19de eeuw, het werkje van Schelfhout’s grooten leerling Jongkind is dan ook zoo groot niet meer. Dit fijne en gevoelige strandgezicht moet omstreeks 1850 geschilderd zijn, in de jaren dat Jongkind, tezamen met zijn bewonderden meester Isabey, aan de kust van Normandië vertoefde. Een zeer belangrijke aanwinst is ook het groote schilderij van Willem de Zwart uit diens vroegen en besten tijd, voorstellende de Porte Saint Denis te Parijs. Van dezen kunstenaar bezat het Museum tot dusverre uitsluitend figuurstukken en een stilleven. Zeer welkom was ook de gelegenheid om een groot schilderij van Theo van Hoytema aan te koopen. Deze kunstenaar toont zich in deze groote voorstelling van een Condor met uitgebreide vleugels, zich tot de vlucht opheffend, uitgevoerd op ongevernist linnen, een der voorloopers der moderne decoratief-monumentale opvattingen. Onder de in den loop van dit jaar in bruikleen ontvangen schilderijen zijn er eenige van den allereersten rang. Na afloop van de tentoonstelling te Potsdam, toen alle daar geëxposeerde schilderijen in het Museum afgeleverd werden om van daar aan de verschillende eigenaars gezonden te worden, richtten wij tot de heeren Ir. Dr. J. W. van Dijk en J. M. P. Glerum het verzoek hunne schilderijen Levensavond van Jozef Israëls en een groot naaktfiguur van G. H. Breitner, in bruikleen te mogen behou den. Beide heeren voldeden aan dit verzoek met groote bereid willigheid. Het is een groot werk van Israëls uit diens laten en meest vergeestelijkte periode, dat naast „Als men oud wordt” en VERSLAG DIENST VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1925 | | pagina 945