39 3 Tot de reserve, welke op 1 Juli 1925 in werking is gesteld, Verloop van de reservisten en wachtgelders. traden toe 225 van de 489 wachtgelders. Hare sterkte onderging dermate wijziging door overlijden, pensionneering, vaste aanstelling bij andere diensten enz., dat zij op 1 Januari 1926 was gedaald tot 204 en op 31 December 1926 tot 134. Aanvulling met nieuwe krachten bleef, behoudens een paar uitzonderingsgevallen, achterwege. De op 1 Juli 1925 resteerende 264 wachtgelders liepen in aantal terug tot 235 op 1 Januari 1926 en 185 op 31 December 1926, ondanks de opwachtgeldstelling op 16 Maart 1926 van 8 inspecteurs van politie, van wie 1 reeds geruimen tijd bij een anderen tak van dienst was werkzaam geweest. De reservisten ontvangen bij tewerkstelling het, voor den Loon, betrokken arbeid, normale loon. In perioden, gelegen tusschen 2 tewerkstellingen wordt het garantieloon uitgekeerd. Dit garan tieloon is niet voor allen gelijk. Voor hen, die vroeger wacht gelder waren, bedraagt het van het bedrag, hetwelk zij ge noten in de betrekking, waaruit zij op wachtgeld werden gesteld. Op gelijken voet worden behandeld zij, die na 1 Juli 1925 overbodig werden in hun vaste positie, wegens opheffing van hun betrekking of wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, waarbij zij werkzaam waren, met dien verstande echter, dat zij bij tewerkstellingen op een lager salaris niet zoo- als eerstbedoelden, den bijslag van artikel 12 van het Reglement Reservepersoneel ontvangen. De overige mannelijke reservisten genieten f 22,de vrou welijke f 14,50 per week. De loonbetaling aan reservisten en wachtgelders geschiedt door den dienst der personeelsreserve, waarvoor een crediet is toegestaan van f 400.000, De valide reservisten vonden in 1926 als regel allen voort durend werk, zoodat gevallen, waarin alleen garantieloon werd uitgekeerd, tot enkele uitzonderingen beperkt bleven. De vraag naar arbeidskracht bij de Gemeentelijke diensten en bedrijven was gedurende het verslagjaar trouwens van dien aard, dat alle bruikbare wachtgelders, voor zoover zij voor den betrokken arbeid te bezigen waren en bovendien vele niet-wachtgelders te werk gesteld konden worden. Dat aan wachtgelders voor een beperkt deel geen arbeid kon worden aangeboden, vindt zijn oorzaak hierin, dat bij deze groep ook rekening wordt gehouden met hun vroegere positie en zooveel mogelijk op arbeid overeen komende met dien van hun vroegeren werkkring gelet wordt. De volgende staat geeft aan, in welke functie en bij welke takken van dienst reservisten, in algemeenen dienst- en op VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1926 | | pagina 1046