20
lage
HAVENDIENST.
A.
I. BEHEER EN PERSONEEL.
Bijstand.
VERSLAG omtrent den Gemeentelijken Dienst van
Haven- en M arktwezen over het dienstjaar 1926.
I
Gedurende het eerste gedeelte van het verslagjaar had er in Commissie van
de samenstelling van de Commissie van Bijstand geen ver- Bijstand,
andering plaats en bestond zij uit de heeren F. G. van Duuren,
Mr. A. C. Josephus Jitta, J. J. de Niet en R. P. M. Peters,
onder Voorzitterschap van den Wethouder van Openbare
Werken, den Heer F. N. V. Quant.
In de vergadering van 16 Augustus 1926 vereenigde de Raad
zich met een voorstel van Burgemeester en Wethouders om de
Commissie voor den Havendienst en die voor het Marktwezen
en het Levensmiddelenvraagstuk door ééne Commissie te doen
vervangen. In de daaropvolgende vergadering van 6 September
werden tot leden dezer Commissie benoemd de heeren F. G. van
Duuren, M. Joëls Jr., J. J. de Niet, J. J. Muijlwijk, M. van
Steenbergen en R. P. M. Peters, terwijl de Wethouder van
Openbare Werken, de heer F. N. V. Quant, wederom als Voor
zitter optrad.
De heer H. C. Vermaat, hoofdambtenaar in algemeenen Personeel,
dienst, bleef ook gedurende het verslagjaar belast met de lei
ding van den dienst.
Mutaties in het personeel hadden gedurende het verslag
jaar niet plaats; op 31 December 1926 waren 46 personen bij den
Havendienst werkzaam.
De gezondheidstoestand van het personeel gedurende het
verslagjaar was minder gunstig dan in 1925. Het totaal aantal
ziektedagen van het geheele personeel was 501, tegen 300 in
1925 en 411 in 1924. Voor het personeel in algemeenen dienst
was het totaal aantal ziektedagen ongeveer 2’/2 van het aan
tal werkdagen; voor het personeel der Visschershaven ongeveer
l'/a en voor dat der binnenhavens en vaarten ruim 4’/z