21
8
Stormschade.
Plantengroei.
Plantsoen-
banken.
Op 31 December 1926 bedroeg dus de lengte 2.754 M. en de
oppervlakte 6.035 M2.
Het onderhoud van de langs de afzonderlijk gelegen wandel
paden staande zitbanken geschiedde in eigen beheer. Het verven
daarvan werd voor een deel der banken uit gevoerd door het
bedrijf der Gemeentewerken en overigens in eigen beheer. In
eigen beheer werden tevens eenige nieuwe banken aangemaakt
en geplaatst. Op 31 December 1926 waren aanwezig 410 banken.
Bij het in het afgeloopen jaar voor gekomen stormweer op 9
en 10 October 1926 werd een twintigtal boomen, waaronder
enkele zware, ontworteld, braken op verschillende plaatsen tak
ken af, werden boomen min of meer beschadigd, terwijl ver
scheidene boomen van de steunpalen werden los geslagen.
De uit een en ander voortvloeiende kosten bedroegen voor
het afgeloopen jaar f 2.138,28. Zonder extra-credietverleening
kon genoemd bedrag uit de voor de gewone onderhoudswerken
beschikbare gelden worden bestreden.
De plantengroei was in 1926 over het algemeen vrij normaal
te noemen. Wel duurde het, ten gevolge van den velen sneeuw
val tot in het vroege voorjaar en den daarop volgenden zeer
lang aanhoudenden schralen Noordoostenwind, vrij lang eer de
plant- en boomgewassen begonnen door te groeien. Door den
daarop volgenden grooten regenval tijdens de zomermaanden
kwamen de meeste gewassen nog tot normale ontwikkeling en
was de grasgroei tot laat in het najaar zeer overvloedig, zoodat
het maaien en knippen van het gras moest worden volgehouden
tot een zóó laat tijdstip als bijna nooit is voorgekomen.
De gevolgen van de vooral voor onze stad zoo gevreesde iep-
ziekte vertoonden zich in grootere mate dan in voorafgaande
jaren. De duidelijk zichtbaar door de ziekte aangetaste boomen
bereikten een aantal van 688 stuks, waarvan 131 als geheel of
bijna geheel afgestorven moesten worden opgeruimd. In vele
regelmatig aangebrachte straatbeplantingen ontstonden daar
door groote hiaten. In verband hiermede werden in het nieuw
aangevangen plantseizoen voor de eerste maal van al den tijd,
dat de Plantsoendienst zijn zorg voor de beplantingen uitoefent,
geen nieuwe straatbeplantingen van iepen aangebracht, terwijl
daar waar door opruiming van gestorven iepen groote ruimten
in de ieperijen waren ontstaan, andere soorten boomen voor
aanvulling werden aangewend. Als vervangers van den Iep
werden gebruikt: Acacia en in verschillende soorten Acer (Esch-
doorn), Sorbus (Lijsterbes), dubbel- en roodbloemige Aesculus
(Kastanje) en Tilia (Linde). Ook op het Plein 1813, waar de
laatste jaren geregeld iepen door de ziekte wegvielen, komen
VERSLAG GEMEENTEPLANTSOENEN.