21 8 Stormschade. Plantengroei. Plantsoen- banken. Op 31 December 1926 bedroeg dus de lengte 2.754 M. en de oppervlakte 6.035 M2. Het onderhoud van de langs de afzonderlijk gelegen wandel paden staande zitbanken geschiedde in eigen beheer. Het verven daarvan werd voor een deel der banken uit gevoerd door het bedrijf der Gemeentewerken en overigens in eigen beheer. In eigen beheer werden tevens eenige nieuwe banken aangemaakt en geplaatst. Op 31 December 1926 waren aanwezig 410 banken. Bij het in het afgeloopen jaar voor gekomen stormweer op 9 en 10 October 1926 werd een twintigtal boomen, waaronder enkele zware, ontworteld, braken op verschillende plaatsen tak ken af, werden boomen min of meer beschadigd, terwijl ver scheidene boomen van de steunpalen werden los geslagen. De uit een en ander voortvloeiende kosten bedroegen voor het afgeloopen jaar f 2.138,28. Zonder extra-credietverleening kon genoemd bedrag uit de voor de gewone onderhoudswerken beschikbare gelden worden bestreden. De plantengroei was in 1926 over het algemeen vrij normaal te noemen. Wel duurde het, ten gevolge van den velen sneeuw val tot in het vroege voorjaar en den daarop volgenden zeer lang aanhoudenden schralen Noordoostenwind, vrij lang eer de plant- en boomgewassen begonnen door te groeien. Door den daarop volgenden grooten regenval tijdens de zomermaanden kwamen de meeste gewassen nog tot normale ontwikkeling en was de grasgroei tot laat in het najaar zeer overvloedig, zoodat het maaien en knippen van het gras moest worden volgehouden tot een zóó laat tijdstip als bijna nooit is voorgekomen. De gevolgen van de vooral voor onze stad zoo gevreesde iep- ziekte vertoonden zich in grootere mate dan in voorafgaande jaren. De duidelijk zichtbaar door de ziekte aangetaste boomen bereikten een aantal van 688 stuks, waarvan 131 als geheel of bijna geheel afgestorven moesten worden opgeruimd. In vele regelmatig aangebrachte straatbeplantingen ontstonden daar door groote hiaten. In verband hiermede werden in het nieuw aangevangen plantseizoen voor de eerste maal van al den tijd, dat de Plantsoendienst zijn zorg voor de beplantingen uitoefent, geen nieuwe straatbeplantingen van iepen aangebracht, terwijl daar waar door opruiming van gestorven iepen groote ruimten in de ieperijen waren ontstaan, andere soorten boomen voor aanvulling werden aangewend. Als vervangers van den Iep werden gebruikt: Acacia en in verschillende soorten Acer (Esch- doorn), Sorbus (Lijsterbes), dubbel- en roodbloemige Aesculus (Kastanje) en Tilia (Linde). Ook op het Plein 1813, waar de laatste jaren geregeld iepen door de ziekte wegvielen, komen VERSLAG GEMEENTEPLANTSOENEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1926 | | pagina 559