23 25 komen, dat ik wettelijke maatregelen tegen bacillendragers on misbaar acht; want dat leert de ervaring ons wel anders, zoo goed als ik er mij van overtuigd houd, dat wetsbepalingen te dezen in de praktijk nog genoeg teleurstelling zullen geven. Maar wat ik bedoel is dit: in gevallen als hier genoemd moest het verantwoordelijke gezag het aan kunnen durven de terecht ergernis gevende feiten duidelijk en zakelijk publiek te maken; een paar voorbeelden van zulk repressief optreden zouden hier een preventie teweeg brengen, waar geen wet tegen op kan; die Flucht in die Offentlichkeit toch, ze is soms zoo urgent. Over den verderen arbeid bij de opsporing en kontróle van bacillendragers behoeft hier niet te worden uitgeweid. Alleen zij nog vermeld, dat meer dan eens huisgenooten van bacillen dragers tegen typhus werden ingeënt. 261 gevallen werden aangegeven, wat eene daling met 61 ver- Diphtheric, tegenwoordigt, vergeleken bij het vorig jaar; de 14 gevallen van overlijden leverden eene letaliteit van 5,3 Ongeveer 400 personen, voornamelijk uit kollektieve onder komens, zijn in 1926 tegen diphtherie aktief geïmmuniseerd, een getal, dat nog voor uitbreiding vatbaar is. Schadelijke gevolgen werden van de enting niet opgemerkt. In aansluiting aan de korte beschouwing over roodvonk, Roodvonk, waarmede dit gedeelte van het jaarverslag werd ingeleid, moge over deze ziekte nog het volgende medegedeeld worden. Wat de morbiditeit van roodvonk betreft is 1926 het rekord- jaar, want ruim het dubbele getal, n.l. 1966, werd aangegeven van 1925, toen het cijfer van 922 gevallen reeds met eenig hoofd schudden bezien werd. Van epidemiologisch standpunt beschouwd moet het geval niet worden overdreven. De roodvonk-golf, die over ons geheele land ging en inzonder heid de grootste steden overstroomde, bereikte eerst laat, in 1926 haar top in den Haag; en terwijl dit verslag wordt geschreven bevinden wij ons op bevredigende wijze in dalende richting. Wat de procentsgewijze sterfte betreft zijn wij aldoor in gunstige konditie gebleven, met nog niet Va letaliteit, een laagtecijfer, dat ten onzent het bevredigendst was. Dit alles neemt evenwel niet weg, dat eene roodvonk-bezoe- king als nu sedert een paar jaar over den Haag en andere steden gaat iets ernstigs is uit een sociaal oogpunt. De bestrijding, voornamelijk die door isoleering in de barak, kost tonnen gouds en men mag de zorg en het ongerief en de kosten en andere misère waarlijk niet gering achten, die een gezin overkomen, waarin roodvonk optreedt. VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1926 | | pagina 643