24
4
te
Wethouder v.
Onderwijs,
Onder de 62 niet of nog niet tot de B.L.S. toegelaten Candi
da ten waren er 21 van pas 6M jaar of jongeren leeftijd, die of
nog slechts een half jaar de L.S. bezochten öf voor hun zesde jaar
en dikwijls nog volkomen schoolonrijp daar toegelaten waren.
Geadviseerd werd, hen de eerste klassen te laten doubleeren en
(in 12 gevallen) hen over te plaatsen naar een gelijksoortige
school met Maartopneming; in vele gevallen met advies om
lichamelijke ongerechtigheden, die in verband met de slechte
schoolprestaties bleken te staan, te laten behandelen.
Onder de ouderen van dit 62-tal kwamen enkele gevallen
voor, waarbij een slechts gering intellectueel tekort gepaard
ging met belangrijke moreele defecten; tot overplaatsing naar
een andere soortgelijke L.S. werd bij deze geadviseerd. Een ruim
13-jarig meisje bleek niet achterlijk in den gewonen zin van het
woord, maar te lijden aan een progressieven geestelijken achter
uitgang ten gevolge van een ernstige hersenziekte, waarvoor
zij thans nog in een neurologische kliniek verpleegd wordt.
De rest van deze 62 zijn kinderen, die, al zou meer individueel
onderwijs dan de L.S. kan geven voor hen wenschelijk zijn, toch
intellectueel „te goed” voor de B.L.S. geacht worden. Meestal
zijn dit de vakzwakken met vrij goed algemeen intellect.
Aan het voornemen om systematisch de verdere lotgevallen
van deze „afgewezenen” te vervolgen, en tevens na te gaan, wrat
er geworden is van die candidaten, die wel geschikt voor de
B.L.S. verklaard werden, doch die door weigering der ouders
om tot deze „degradatie” over te gaan, op de L.S. bleven of
overgeplaatst werden naar een andersoortige (R.K. of Chr.) L.S.
of naar de „vrije” school der anthroposophische vereeniging,
kon tot mijn leedwezen door absoluut tijdsgebrek geen gevolg
gegeven worden. Ter beoordeeling van het eigen werk en ter
toetsing der criteria voor al- of niet toelating aan de practijk zou
zulk een onderzoek groote waarde hebben.
Werden in 1925 223 onderzoekingen van niet-specialistischen
aard aangevraagd door ouders, onderwijzenden enz., in 1926 be
droeg dit aantal 392 en wel:
267 door ouders, 86 door onderwijzenden, 18 door de afdeeling
Onderwijs en 21 door anderen.
Belangrijke specialistische psychiatrisch-neurologische of
psychologische onderzoekingen, waarvan meerdere aanleiding
gaven tot periodieke controle, werden 185 keer aangevraagd.
Hiervan geschiedden:
52 op verzoek van den Schoolartsendienst,
33 Wethouder v. Onderwijs of de Afd.
VERSLAG GEMEENTELIJKE SCHOOLARTSENDIENST.