26
13
Ook was er voor het stellen van een eisch aan het vetgehalte
van melk in het Melkbesluit geen aanleiding, omdat art. 13,
lid 3, der Warenwet de mogelijkheid opent, aan gemeenteraden
toe te staan eischen te stellen, waaraan een bepaalde waar moet
voldoen. Daarbij komt nog, dat tot het begin van dit jaar aan
het stellen van een minimum-grens voor het vetgehalte van
consumptiemelk niet zoozeer behoefte bestond, omdat melk met
een te laag vetgehalte door den rechter beschouwd werd als
melk van ondeugdelijke samenstelling (art. 2 der Keurings-
verordening). De Hooge Raad beeft echter in zijn arrest van
1 Maart 1926 (Ned. Jurisprudentie 1926, blz. 301), meegedeeld,
dat op grond van art. 1, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht,
ten aanzien van het vetgehalte van melk het Melkbesluit, als
zijnde voor den beklaagde gunstiger dan de Keuringsverorde-
ning, van kracht is.
Als gevolg van het arrest zal dus bij den verkoop van melk
met een te laag gehalte aan vet art. 2 der Keuringsverordening
niet meer kunnen worden toegepast. De regeering heeft bij
Besluit van 4 Augustus 1926 tot wijziging van het Melkbesluit
o.a. bepaald, dat het procentisch vetgehalte der droogrest van
melk niet lager mag zijn dan 24 en dus aanstonds een minimum
vetgrens voor het geheele land vastgesteld, een grens, welke,
omdat hij voor het geheele land geldt en dus met talrijke factoren
rekening moest houden, uit den aard laag moest zijn. Had de
regeering hier niet ingegrepen, dan had de dienst machteloos
gestaan tegen alle knoeierijen met melk, welke het vetgehalte
doen verlagen. Thans kunnen daartegen eenige maatregelen
worden genomen. Het Gemeentebestuur van ’s-Gravenhage heeft
tot de Kroon het verzoek gericht, den Gemeenteraad toe te staan
een hoogere minimumgrens voor het vetgehalte van melk bij
verordening vast te stellen. Art. 24 Melk-
Burgemeester en Wethouders van ’s-Gravenhage hebben in besluit,
verband met het voorschrift, neergelegd in art. 24 van het
Melkbesluit, bij openbaar gemaakt besluit bepaald, dat het in
de gemeente ’s-Gravenhage met ingang van 1 Maart 1927 aan
melkverkoopers verboden zal zijn, melk en/of melkproducten te
vervoeren of ten verkoop in voorraad te houden zonder een van
wege den Burgemeester te verleenen vergunning. Deze vergun
ning wordt slechts verstrekt, zoo de melkverkooper een bij den
Keuringsdienst verkrijgbaar gesteld formulier heeft ingevuld.
Niemand zal dus na 1 Maart 1927 het bedrijf van melkverkooper
mogen uitoefenen zonder dat zijn bedrijf bij den Keuringsdienst
bekend is en zonder dat zijn bedrijf voldoet aan de zeer matige
eischen in het Melkbesluit gesteld.
VERSLAG VAN DEN KEURINGSDIENST VAN WAREN.