27 4 Het zou te ver voeren hier in uitgebreide beschouwingen of vergelijkingen te treden, doch wel moge dit de plaats geacht worden om met enkele bloote afgeronde statistische cijfers een indruk te geven van de uitbreiding en de wijziging, die de dienst in deze periode onderging en van de resultaten die werden verkregen. Hoewel het aantal inwoners der gemeente voor den Reini gingsdienst slechts een betrekkelijke beteekenis heeft van meer belang zijn de hoeveelheid afvalstoffen, die zij produ- ceeren en de grootte van het oppervlak waarop zij wonen zij toch, ter vergelijking met hetgeen volgt, vermeld, dat dat aantal einde 1907 254.502 bedroeg tegen 408.636 op 1 Januari 1927, een vermeerdering dus van ruim 60 Hoezeer het behandeld straatoppervlak in grootere verhou ding is gestegen, blijkt hieruit dat dit in 1907 2.760.000 M2. be sloeg en in 1926 5.240.000 M2., alzoo 90 meer. De hoeveelheid verzamelde afvalstoffen onderging groote schommelingen: deze bedroeg in 1907 160.000 M3. en steeg nor maal tot 191.000 M3. in 1914. Gedurende de beide laatste oorlogs jaren daalde die hoeveelheid tot 161.000 M3. in 1918, doch niet zoodra waren weer meer normale toestanden ingetreden of de hoeveelheid steeg met groote sprongen boven alle normale ver houdingen uit tot 372.000 Ms. in 1926 of ruim 130 meer in 8 jaren tijds. De hoeveelheid huisvuilnis alleen bedroeg in dit jaar 316.000 M3. of bijna 0,8 M3. per inwoner, terwijl 0,5 M3. normaal geacht wordt. De afvoer dezer afvalstoffen had, zonder andere maatregelen, niet kunnen worden beheerscht, indien niet de beschikking had bestaan over de tijdelijke vuilverbrandingsinriehting en indien niet de capaciteit ervan belangrijk was opgevoerd kunnen worden. Bij de overname door den Reinigingsdienst in 1921 werd verbrand 108.000 M3.; in 1926 bedroeg deze hoeveelheid bij dezelfde installatie 181.000 M3., een vermeerdering alzoo van 70 De bezetting van den dienst met personeel, paarden en materieel steeg bij de paardentractie in nog sterkere mate dan overeenkwam met de genoemde uitbreiding van werkzaam heden, zulks als gevolg van de omstandigheid, dat in onze gemeente alle vervoer per as moet plaats hebben. Van grooten invloed op de uitbreiding der beztting was bovendien de ge leidelijke verkorting van den werktijd van 60 tot 45 uren per week in 1919. Daarentegen leidde de verlenging van den werk tijd tot 48 uren in 1924, te zamen met de in de laatste jaren sterk doorgevoerde bezuiniging, weder tot vermindering van VERSLAG GEM. REINIGINGS- EN ONTSMETTINGSDIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1926 | | pagina 716