By lage 35 VERSLAG betreffende den Koninklijken Schouwburg. was Beheer. Personeel. Aan Burgemeester en Wethouders van ’s-Gravenhage. gebouw met inventaris. Beheer over den Koninklijken Schouw- het verslag betreffende den het kalenderjaar 1926 aan te De Commissie van burg heeft de eer U hierbij Koninklijken Schouwburg over bieden. De Commissie van Beheer samengesteld als volgt: Commissie van voorzitter: Dr. W. W. van der Meulen, Wethouder van Onderwijs, als lid van het Dagelijksch Bestuur der Gemeente; leden: Mr. P. Droogleever Fortuyn, A. Harms, J. Spiesz en A. C. A. van Vuuren, als leden van den Gemeenteraad en Mr. G. A. van Haeften, Mevrouw A. M. van HilleGaerthé, D. Peereboom Voller en Mr. J. D. Verbroek, als leden uit de ingezetenen van ’s-Gravenhage; secretaris: Mr. G. A. van Poelje, Chef der Afdeeling Onderwijs ter Gemeente-Secretarie. De heer A. C. A. van Vuuren werd in den loop van het jaar benoemd ter vervanging van den heer Mr. E. B. F. F. Baron Wittert van Hoogland, die door bedanking als lid van den Ge meenteraad ophield lid van de Commissie te zijn. Het personeel bestond, behalve de administrateur, uit: voor den bureau dienst: 2 personen; tooneeldienst: 13 personen; voorts in uitsluitenden avonddienst: 1 persoon en 1 of meer avondwerkers naarmate de voorstelling eischt; voor den algemeenen dienst: 11 personen; zaaldienst, uitsluitend in avonddienst: 14 personen. De toestand van het gebouw met inventaris was in het alge- Toestand van het meen gunstig. In de zomermaanden werd met eigen personeel een grondige schoonmaak gehouden, terwijl verscheidene her stellingen werden verricht. De verbetering van het geheele tooneel begint dringend Maatregelen in noodzakelijk te worden. De oude toestand kan niet lang meer het belang van gehandhaafd blijven. Tegelijk met de uitvoering van de daaraan den Schouw- verbonden werkzaamheden zullen de kleedkamers onder handen genomen moeten worden en voorzien van stroomend water. 'e ac“’en*

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1926 | | pagina 961