23 8 10 October. 21 October. 23 November. Quarantaine. Mistsignaal. Sleepdienst. Seininrichting. Door den logger SOH 405 wordt aangebracht een boot met twee menschen, die op zee in levens gevaar verkeerden. Motorlogger SCH 266 kwam binnen met een de fecten donkey-ketel. Door den ontsnappenden stoom werd een der opvarenden gewond. Motorlogger SCH 135 kwam in aanvaring met den motorlogger SCH 50. Beide vaartuigen be kwamen averij. Bovendien kwamen nog verscheidene ongevallen van minder beteekenis voor. Gedurende het verslagjaar kwam 5 maal, n.l. 25 Maart, 20 April, 6 October, 13 en 21 December een vaartuig binnen met een zieke aan boord. Zooals gebruikelijk, werd aan deze vaartuigen geen verbinding met den wal toegestaan, alvorens de quaran- tainedokter hiertoe vergunning had gegeven. Het mistsignaal werd tijdens dikken mist 41 maal, met een totaal van 176’/2 uren, in werking gesteld. Bovendien werd het iedere week gedurende korten tijd beproefd. Storingen van ernstigen aard kwamen niet voor. Daar L. Smit Co’s Internationale Sleepdienst en de Reede- rjjen niet tot overeenstemming konden komen omtrent de voor waarden voor het sleepen van visschersvaartuigen, vertrokken den 3en Januari 1927 de sleepbooten „Kijkduin” en „Wachter” naar Maassluis. De sleepboot „En avant IV”, van de firma Muller uit Dor drecht, welke sedert 21 Januari d.a.v. den sleepdienst in de haven uitoefende, vertrok weder, nadat door de Reederij den 3en Februari d.a.v. opnieuw was gecontracteerd met L. Smit Co’s Internationalen Sleepdienst. Tusschen 3 en 21 Januari werd de sleepdienst zooveel mogelijk met motorloggers uitgeoefend. Na 3 Februari waren steeds minstens 2 sleepbooten in de haven aanwezig. In den loop van het jaar werd op verzoek van de kapiteins der sleepbooten 12 maal het sein geheschen: „De sleepboot komt niet uit”. Dit geschiedde meestal, wanneer er veel branding vóór of in de buitenhaven stond. De dienst der seininrichting werd onafgebroken dag en nacht waargenomen. Als grondslag van het getijsein werd steeds aan genomen de minste diepte, welke in de vaargeul der buitenhaven en tot 300 M. buiten de hoofden in zee werd aangetroffen, volgens de laatste door den Rijkswaterstaat verrichte peiling. De grondslagen varieerden gedurende het verslagjaar van 24 VERSLAG GEM DIENST VAN HAVEN EN MARKTWEZEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1927 | | pagina 539