26 22 Diphtheric. Roodvonk. geinfekteerd, 1 in een andere plaats in Nederland en 4 in het buitenland (Indië, Parijs, Zwitserland). Vermeld dienen nog te worden 5 zóó lichte gevallen van paratyphus B, dat de diagnose eerst een tijd na het herstel ge steld kon worden, waarom deze gevallen dan ook niet bij de „aangegeven” gevallen voorkomen. Het betreft eenige dienst meisjes uit een inrichting, die eenige dagen koortsig waren, maar in zoo’n lichten graad, dat doktershulp niet noodig ge oordeeld werd, behalve voor één barer, die na eenigen tijd naar een ziekeninrichting verwezen werd, waar de parat.-B. diagnose gesteld werd. Bij onderzoek van het bloed der andere, reeds her stelde en -weder werkende meisjes bleken ook zij niet, zooals aanvankelijk gemeend werd, grieperig geweest te zijn, maar lijdende aan paratyphus B. Een nader onderzoek bij het keuken- personeel wees een bacillendraagster uit. Nadat deze uit de keuken en afwaschkamer verwijderd was, zijn geen gevallen meer voorgekomen. Bij alle gevallen van typhus werd naar de infektiebron ge speurd. Dit jaar kon geen melkbesmetting vastgesteld worden. Het aantal gevallen is 59 meer dan in het vorige jaar of ongeveer 23 meer. In de meeste gevallen trad deze besmette lijke ziekte in lichten vorm op. Zoo goed als bij het roodvonk is de juiste diagnose niet gemakkelijk en eigenlijk pas na een bakteriologisch onderzoek te stellen. Daar de juiste behandeling hier geheel van een spoedige juiste diagnose afhankelijk is, is deze een enkel maal achterwege gebleven, omdat de ziekte (zonder bakteriologisch onderzoek) niet herkend was. Het is misschien gewenscht er nogmaals op te wijzen, dat eigenlijk bij elke angina een bakteriologisch onderzoek noodzakelijk zou zijn. Wat evenwel tot de vrome wenschen valt te rekenen. Tegen diphtherie werd regelmatig geënt en wel bij 102 per sonen tegen diphtherie alleen en bij 1280 personen met de ge mengde entstof tegen roodvonk en diphtherie. Van deze 1382 personen maakten alsnog drie de ziekte door. De verwachting, in het vorige verslag uitgesproken, dat de roodvonkepidemie zou gaan afnemen, heeft zich niet bewaar heid; integendeel bijna 30 meer gevallen zijn in 1927 aange geven. Ook dit jaar bleef de letaliteit zeer laag en wel 0,7 Wij beleven derhalve eene epidemie van lichte gevallen. Hoewel onze jeugd door het heerschend roodvonk slechts een zeer gering doodsgevaar dreigt, mogen wij de beteekenis der epidemie toch ook weer niet onderschatten, daar een tamelijk groot aantal kinderen langdurig lijdende blijft aan komplikaties na het door- VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1927 | | pagina 640