27 7 dat het aantal gevallen, juist door die gemeenschappelijke samenwerking, nog niet grooter is geworden. In 1926 werden er 1966 gevallen officieel gemeld, een toename dus van 100 en in het afgeloopen jaar bedroeg het aantal 2354. Hiervan waren 1921 schoolkinderen. Statistisch was de morbiditeit op de bij onzen dienst aangesloten scholen 20 kleiner dan van de niet-aangeslotenen. Hoe dan ook, men kan wel zeggen, dat alle inspanning van huisartsen en de gezamen lijke hygiënische diensten der Gemeente geen zichtbaar succes heeft gehad. Althans niet voor het groote publiek, dat gewoon is een zaak naar het getal te beoordeelen. De nog min of meer losse schroeven, waarop onze wetenschap staat ten opzichte van de kennis van den verwekker van roodvonk en daardoor ook van de wijze van verspreiding, die trouwens verschillende wegen kan kiezen, maken onzen strijd veel moeilijker dan men zich kan voorstellen. Menigeen denkt, dat de gewone loop der dingen zou zijn, dat er, na één geval van roodvonk in eene klasse, binnen weinige dagen een epidemie zal uitbreken. Dat is echter niet het geval of ten minste hoogst zelden. De natuur komt ons hier alweer te hulp; immers de ervaring heeft geleerd, dat 70 a 80 procent der menschen nooit roodvonk krijgt. Waarom dat het geval is, is ons nog niet verklaard. Doorgaans zijn in de groote steden op eenzelfde school een twee- of drietal geval len van roodvonk en dat kan zoo een heel jaar verder gaan of zelfs langer. Plotseling komen er dan een vier- of vijftal gevallen in zeer kort tijdsverloop, zonder dat men eenig verband met vorige gevallen kan aantoonen. Precies hetzelfde treedt soms op onder de niet schoolgaande bevolking in denzelfden tijd, terwijl men toch bewijzen kan, dat er voor al die plotselinge gevallen geen voorafgaand geval der ziekte is geweest, waaraan voor allen die eruptie kan worden toegeschreven; men moet wel aannemen, dat in het slijmvlies van een of ander persoon de kiemen sluimerend zijn geweest en dat er bepaalde omstan digheden, waarvan we overigens tot op dit oogenblik niets weten, zijn geweest, die op een of andere wijze maken, dat die ziektekiemen virulent worden. Juist in roodvonkepidemieën komen herhaaldelijk keelaan doeningen voor. De ervaring leert, dat, wanneer er eenmaal een geval van roodvonk op een school is voorgekomen, er ook bij de andere kinderen kans op roodvonk bestaat, onafhankelijk van het primaire aantal, volstrekt niet altijd in dezelfde klasse en soms jaren lang zoo voortdurend. Roodvonkverspreiding is een heel samengesteld probleem, dat ons zeer voorzichtig moet doen zijn in onze conclusies aan- VERSLAG GEMEENTELIJKE SCHOOLARTSENDIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1927 | | pagina 651