27 10 BesmetteHJke haarziekten. verschijnselen, die er op wijzen, dat ze aan het afnemen is. Mis schien ■wordt deze brand gebluscht door gebrek aan materiaal. Een vergelijking van den toestand hier ter stede met die in Amsterdam of Rotterdam is altijd min of meer moeilijk. Elke vergelijking gaat mank. Wat roodvonk betreft, zou, in verge lijking met het aantal inwoners, Rotterdam er in 1927 het slechtst afkomen en Amsterdam het best. Dit zegt absoluut niets, ’t Kan best zijn, dat Amsterdam al ongeveer uitgeziekt is. want in 1926 was het aantal roodvonkgevallen daar ter stede aanmerkelijk grooter dan in 1927. Men zij ook niet zoo voorbarig deze processen aan werking der verschillende hygiënische diensten toe te schrijven, want absoluut en relatief komt in Amsterdam weer meer diphtherie voor. Bij de beoordeeling van dergelijke getallen en statistieken moet men nooit vergeten de plaatselijke omstandigheden in aanmerking te nemen. Maar al zou b.v. in Amsterdam de toe stand veel beter zijn dan in Rotterdam of Den Haag, dan ver- gete men niet, dat Amsterdam met ruim 700.000 inwoners in het bezit is van 16 schoolartsen, geholpen door 19 schoolzusters en Den Haag met ruim 400.000 inwoners 4 schoolartsen en 5 schoolzusters bezit, waarvan één zuster in halven schooldienst. Van de 327 gevallen van diphtherie in onze Gemeente, kwamen er 170 voor bij schoolkinderen. In 1927 werden van 769 school kinderen de keelslijmvliespraeparaten naar het Ziekenhuis op gezonden voor onderzoek op diphtheriebacillen. De meer dan drukke en uitgebreide werkzaamheden hebben het wel eens onmogelijk gemaakt, om in het begin van het jaar alle gevallen nauwkeurig te controleeren. Een onzer collega’s was gedurende 10 weken door ziekte afwezig. Zoo kan wel niemand bij elk voorkomend geval de klassen inspecteeren. Aan den eenen kant wenscht men strenge school- contróle bij besmetteljjke ziekten, aan den anderen een geregeld, om de drie jaren b.v. herhaald, volledig geneeskundig onder zoek. En dat terwijl één der schoolartsen ruim 19.000 kinderen onder zijn toezicht heeft, een ander 12.500 en een derde voor een groot deel van zijn tijd bezet is met speciaal onderzoek. Ook de Haagsche schoolartsen hebben maar één lichaam en twee beenen. De z.g. besmettelijke haarziekten „Favus” en „Trichophytie” zullen, zij het na veel inspanning, moeite en geduld, ten slotte toch wel worden uitgeroeid. Er kwamen in 1925 nog 176 gevallen van Favus en Tricho phytie voor, waarvan er op het eind van dat jaar 105 gevallen VERSLAG GEMEENTELIJKE SCHOOLARTSENDIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1927 | | pagina 654