39
6
terwijl het percentage voor het jaar 1927 is 56% dus vrijwel
gelijk aan dat van 1926.
De oorzaak hiervan moet gelegen zijn in: le. het ernstig
streven van de bioscoop-directeuren om een beter of verbeterde
soort speelfilms uit te brengen; en 2e. het steeds minder streng
keuren onzer Commissie.
Welke van deze twee oorzaken domineert, is zeer moeilijk
uit te maken. De film over het algemeen genomen, n.l. het ge
halte, is de laatste jaren verbazend gestegen. Moeilijk is het dus
een conclusie te trekken.
In het geheel zijn 395 keuringen en 25 herkeuringen verricht.
Plenokeuring heeft dit jaar niet plaats gehad. 1335 maal werd
een lid opgeroepen om deel uit te maken van een sub- of her-
keuringscommissie, terwijl een even groot aantal plaatsver
vangende leden werd ingedeeld.
In 25 gevallen werd herkeuring gevraagd, wanneer men zich
niet met het besluit der sub-commissie kon vereenigen. In 21
gevallen geschiedde zulks op verzoek van den betrokken bioscoop
directeur en in 4 gevallen werd dit gevraagd door leden van de
Bioscoop-Commissie, die zich met de genomen beslissing van de
sub commissie niet konden vereenigen.
Van de 25 herkeuringen besliste de resp. herkeuringscom-
missie in 11 gevallen ten gunste van den in beroep gaanden
bioscoop-directeur. In de meeste gevallen werden echter door
de herkeuringscommissie belangrijke coupures aangebracht in
de films, die door de sub-commissie waren afgekeurd. In 10
gevallen besliste de herkeuringscommissie ten gunste van de
sub-commissie, dus conform haar oordeel.
In 4 gevallen, waarbij leden der Bioscoopcommissie in beroep
waren gegaan, werd door de herkeuringscommissie beslist ten
gunste van de klagende leden, in tegenstelling met het oordeel
der sub-commissie.
In de bepalingen der speelvergunning, verleend aan de bios-
coop-exploitanten, kwam geen verandering.
Het aantal gekeurde films is 20 minder dan in het jaar 1926;
de gezamenlijke lengte bedraagt echter ongeveer 60 K.M. meer
dan in het vorige jaar.
Ook dit jaar zijn veel z.g. 2de weeks films door de bioscoop-
directiën gegeven, d.z. films, die reeds vroeger alhier hebben
geloopen en reeds door onze Commissie werden gekeurd.
Dat niettegenstaande het bovengenoemde de resp. gezamen
lijke lengte der films over de jaren 1924, 1925.1926 en 1927 slechts
betrekkelijk weinig verschilt terwijl het aantal keuringen
regelmatig afneemt vindt zijn oorzaak in het feit, dat de
VERSLAG DER GEMEENTELIJKE BIOSCOOPCOMMISSIE.