31 21 van de diagnose bakteriologisch of serologisch bevestigd is. Hier van bleken 13 typhus te zijn en 4 Paratyphus B. Hoogstwaarschijnlijk zijn in ’s-Gravenhage geïnfekteerd 8 typhus- en 3 Paratyphusgevallen. Eén van de typhusgevallen is waarschijnlijk door een huisgenoot geïnfekteerd, die in een buitenlandsche visschershaven besmet werd. Eén is waarschijn lijk besmet te Parijs, één in Tiel; drie gevallen zijn van onbe kenden oorsprong (zeelieden, bij thuiskomst reeds ziek). Eén Paratyphus B geval is waarschijnlijk te Oosterbeek geïnfek teerd. Evenals andere jaren werd steeds getracht de herkomst van de besmetting te weten te komen. Wij kregen den indruk, dat dit jaar drie of vier gevallen besmet zijn geworden door het ge bruik van gepraepareerd ijs. Het aantal gevallen van diphtherie was dit jaar geringer dan Diphtheric, de laatste drie jaren. Eveneens was de letaliteit gering, n.l. 4,3 Ook nu werden wederom van alle diphtheriepatiënten de huis- genooten nagegaan op het herbergen van diphtherie-bacillen. Eenige malen werden daarbij kiemdragers gevonden, hetzij bij volkomen gezonde personen, hetzij bij kinderen met een lang durige neusverkoudheid. Daarnaast hadden enkele malen uitge breide schoolonderzoeken plaats. Er zijn in 1928 ruim 900 gevallen van roodvonk minder aan- Roodvonk, gegeven dan in 1927. De letaliteit bleef laag, was zelfs nog lager dan vorig jaar, n.l. 0,45 tegen 0,7 in 1927. Door de vele huisbezoeken, vooral in gezinnen, waar z.g. return-cases voorkwamen en waar meerdere gevallen van rood vonk werden gemeld, zijn een aantal besmettingen duidelijk ge worden en werd het epidemiologisch inzicht verruimd. Zooals reeds in het vorige jaarverslag werd gereleveerd, vindt men zóó dikwijls in gezinnen, waar roodvonkgevallen voorkwamen, één of meer leden van het gezin lijdende aan een meer of minder ernstige angina, dat men niet meer aan een toevallige samen loop mag denken. In verreweg de meeste gevallen is het de moeder, die het zieke kind eenige dagen heeft verpleegd, en dan aan deze aandoening lijdende wordt bevonden. Dikwijls worden daarna ook andere gezinsleden aangetast, en wanneer de ver schijnselen licht verloopen wordt geen geneeskundige hulp meer ingeroepen of wordt alleen poliklinisch om een gorgeldrank ge vraagd. Wordt een der gezinsleden ernstiger ziek of ontwikkelt zich een exantheem, dan pas wordt de medicus geraadpleegd en wordt de diagnose roodvonk gesteld. Het volgend geval is in dit opzicht zeer leerzaam. Een moeder kwam onzen raad vragen of zij haar dochter, die VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKÜNDIGE DIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1928 | | pagina 690