31
22
r
werkte bij een familie met twee kinderen, welke beide aan rood
vonk leden, daar moest laten of thuis houden. Bij onderzoek
bleek dit dienstmeisje, aangeduid met A, nog een angina en een
flinke rhinitis te hebben. Zij had eenige weken eerder flink keel
pijn gehad met koorts en algemeen ziektegevoel, welke verschijn
selen na eenige dagen waren verdwenen. Tevoren was haar
zuster B, een kapster, met wie ze hetzelfde bed deelde, ook ziek
geweest met dezelfde verschijnselen, hoewel in lichteren graad.
Deze B had bij haar patroon mee helpen verplegen een kind, dat
ziek van school was gekomen met keelpijn (bij dit kind konden
geen verschijnselen meer worden waargenomen). In het groote
gezin waren behalve deze twee meisjes ook nog de vader en een
broer een paar dagen hevig verkouden geweest. Het dienstmeisje
A sliep op de kamer van de beide kinderen, die roodvonk hadden
gekregen. Zij was ook nog even tevoren bij een vriendinnetje C
gelogeerd geweest en had met dit vriendinnetje in één bed ge
slapen, met het gevolg, dat dit meisje naar de barak moest wor
den getransporteerd. Het meisje B had een vriend, met wien ze
wel eens uitging, en deze werd kort daarop in de barak opge
nomen. Eenige weken later werd een broer van A en B, die tot
nu nog gezond was geweest, voor roodvonk opgenomen. Bij deze
familie is de huisarts eerst geraadpleegd voor het officieele rood-
vonkgeval.
Telkens werden bij roodvonk-epidemietjes op scholen kin
deren aangetroffen met aandoeningen van neus- en keelholte;
werden deze kinderen van de school verwijderd, dan kwamen er
ook geen nieuwe infekties meer voor. Bij navraag bleek zeer
dikwijls, dat deze kinderen eenigen tijd geleden wat keelpijn
hadden gehad en hangerig waren geweest, soms ook wel hadden
gebraakt. Bij de meesten dezer kinderen bleek geen arts te hulp
geroepen.
Ook dit jaar was het aantal return-cases groot; wij stelden
een 87 gevallen (ruim 4 met zekerheid vast.
Wanneer patiënten nog niet hersteld (voornamelijk met een
„loopneus”) de isolatiebarakken verlieten, werden wij gewaar
schuwd en trachtten dan in het huisgezin de noodige maat
regelen aan te geven, opdat geen andere personen besmet zouden
raken. Op een enkele uitzondering na is dit ook gelukt.
Evenals vorige jaren werd ook nu getracht het aantal return
cases te verminderen door inenting met roodvonk vaccin. Ook bij
enkele schoolepidemieën werd de inenting met sukses toegepast.
Ingeënt werden in 1928:
tegen roodvonk alleen 77 personen,
tegen roodvonk en diphtherie gelijktijdig 1113 personen.
tegen diphtherie alleen 46 personen.
VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.