35 i
IT
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
Het antwoord, dat op het bij schrijven van 13 November ge
dane verzoek, in zake het uitbreidingsplan „Laakwijk”, op
27 December verzonden werd, luidde als volgt:
„Bij schrijven van den 13den November j.l. vroeg Uw Col
lege aan onze Commissie, van advies te willen dienen omtrent
eene voorgestelde wijziging van het uitbreidingsplan „Laak
wijk”.
Het was onze Commissie aangenaam dat verzoek te mogen
ontvangen, daar wij hieruit met voldoening meenen te mogen
concludeeren, dat Uw College het oordeel der Gezondheids
commissie wenscht te leeren kennen omtrent voorstellen, waar
van moeilijk ontkend kan worden, dat zij de volksgezondheid
betreffen.
Ten aanzien van het voorstel, vervat in het ter zijde aan
gehaalde schrijven, meent onze Commissie het navolgende te
moeten opmerken.
Het bevorderen van de totstandkoming van een breede
plantsoenstrook langs de Broeksloot, teneinde een goeden
overgang te krijgen van de buitenplaats „Den Bureh” op Rijs-
wijksch gebied naar de stedelijke bebouwing van den Haag
door wijziging van het vastgestelde plan op de door Uw Col
lege voorgestelde wijze, kan ten volle onze instemming ver
werven.
Evenzeer kunnen wij ons geheel vereenigen met de gepro
jecteerde rooilijnwijzigingen ten behoeve van een betere uit
monding van zijstraten, zooals in het schrijven is aangegeven,
alsmede met de nieuw ontworpen overbouwingen.
Wat de overige voorgestelde wijzigingen betreft, moet wor
den erkend, dat uit architectonisch-, verkeers- en economisch
oogpunt het vervangen van laagbouw door hoogbouw langs
enkele straten wenschelijk kan zijn. Uit hygiënisch oogpunt
verdient eene dergelijke wijziging evenwel geen aanbeveling.
Onder verwijzing naar ons advies d.d. 18 October 1926, uit
gebracht naar aanleiding van een vorige wijziging van dit
zelfde uitbreidingsplan, waarin onze Commissie hare bezwa
ren uiteenzette tegen het in versterkte mate toepassen van
hoogbouw, moeten wij opmerken, dat de in genoemd advies
geuite bezwaren zich ten opzichte van het onderhavige plan
meer en meer toespitsen.
De aandacht moge er op worden gevestigd, dat de laag
bouw in zijne beteekenis verliest, wanneer deze door hoog
bouw wordt omgeven op de wijze, waarop dat in het thans
yoorliggende plan voorkomt.
Onze Commissie moet derhalve handhaven, hare reeds in
October 1926 kenbaar gemaakte bezwaren tegen vermeerdering
van hoogbouw en geeft Uw College dan ook in overweging,
het voorstel terug te nemen voor zooverre het tot strekking
heeft laagbouw door hoogbouw te vervangen.”