35A 34 Benzinedampen in autobussen. Zwem- en Badinrichtingen. Op een in het einde van 1927, naar aanleiding van het eon- stateeren van benzinedampen en schadelijke uitlaatgassen bin nen de wagens, gedaan verzoek om inlichtingen omtrent het toezicht, dat door de Politie op autobussen wordt gehouden, heeft de Hoofdcommissaris van Politie op 14 Januari 1928 uit voerig geantwoord. De Commissie sprak als haar oordeel uit, dat de voorschrif ten, in de keuringsaanwijzingen vervat, hinder van genoemde dampen en gassen in de bussen niet kunnen voorkomen. Het type der bussen zou oorzaak van het euvel zijn. In verbetering van ventilatie zou alleen uitkomst gezocht kunnen worden, zoolang niet wordt overgegaan tot de eenig mogelijke radicale oplossing, die te vinden is door den chauffeur buiten de pas sagiersruimte te houden. Aan het voornemen om over deze aangelegenheid een schrij ven tot Burgemeester en Wethouders te richten, is geen gevolg gegeven, omdat niet voldoende gegevens verzameld konden worden, terwijl bovendien geen klachten meer zijn vernomen. Een arbeider, die als lid van een sportbond gebruik maakt van de Zweminrichting aan de Mauritskade, beklaagde zich er bij de Commissie over, dat gedurende de avonduren, waarop de Op 17 Augustus hebben Burgemeester en Wethouders daarop geantwoord, dat zij, mede op grond van nader ingewonnen ambtelijke adviezen, geen aanleiding konden vinden hun in dezen ingenomen standpunt te wijzigen. De Commissie besloot daarop de zaak te laten rusten, hoewel de leden, die destijds het onderzoek instelden, hunne aandacht aan het vraagstuk zullen blijven wijden. worden in de kamertjes, waar het publiek geholpen wordt, maar in een afzonderlijke ruimte daarbuiten. De Commissie meent, dat een meer uitgebreid onderzoek de noodzakelijkheid van de gevraagde voorzorgsmaatregelen zal aantoonen en geeft mitsdien Uw College in overweging voor wat betreft het brandgevaar in kapperszaken gebruik te maken van de bevoegdheid volgens art. 44 der Bouw- en Woonverordening en voorts daar, waar de ventilatie onvol doende is, zoodanige verbeteringen te doen aanbrengen als uit een nader in te stellen onderzoek noodig zullen blijken.” VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1928 | | pagina 835