39
33
VERSLAG BETREFFENDE HET TOELATINGSEXAMEN
1928 VOOR DE EERSTE KLASSE DER 2e CHR. H. B.S. MET
5-JARIGEN CURSUS TE ’S-GRAVENHAGE.
Bij K.B. van den 7en Februari 1928, No. 18, is gewijzigd het
K.B. van 25 Juni 1920, No. 316, bevattende de eisehen van toe
lating tot de openbare en krachtens artikel 45bis der M.O. wet
gesubsidieerde bijzondere H.B. Scholen m. 5-j. cursus en de rege
ling voor die toelating.
In de eisehen van toelating zelf zijn slechts geringe wijzi
gingen aangebracht, waarvan de belangrijkste wel deze is, dat
de examenstof voor Geschiedenis naar boven niet meer zoo-
als bij de „Oude regeling” tot het jaar 1815 is begrensd.
Een tweede bijkomstig verschil tusschen de O.R. en de N.R.
is, dat bij de eerstgenoemde regeling het cijfer 5 voor „even vol
doende” gold, bij de N.R. voor „bijna voldoende”, dus onvol
doende.
Belangrijker is echter het verschil in de wijze van toelating.
Bij de O.R. werd een groot deel der leerlingen voor kl. I zonder
examen toegelaten „op schriftelijke verklaring van het hoofd der
lagere school, die zij het laatst bezocht hebben waarbij zij door
dezen geschikt en bekwaam worden geacht om het onderwijs in
de eerste klasse eener H.B.S. met 5-j. c. te volgen”, welke ver
klaring aan bepaalde eisehen moest voldoen; geëxamineerd werd
dus slechts een klein deel der candidaten, voor welke het hoofd
bovengenoemde verklaring niet kon of wilde afgeven. Bij laatst
genoemd examen mochten de candidaten slechts dan worden
toegelaten, indien zij voor rekenen en Nederlandsche taal ten
minste cijfer 6 en voor de 4 examenvakken ten minste 22 (23)
punten hadden.
Bij de N.R. nu is het toelaten „op verklaring” vervallen; om
als leerling tot de eerste klasse eener H.B.S. met 5-j. e. te worden
toegelaten moet de candidaat zich aan een „onderzoek” onder
werpen, welk onderzoek wordt ingesteld door de leeraren der
H.B.S. en evenals bij de O.R. omvat de 4 vakken Nederlandsche
taal, rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis. De vaardigheid
in het schrijven wordt beoordeeld naar het schriftelijk werk.
Bedoeld onderzoek wordt in elk geval schriftelijk ingesteld, en
kan worden gevolgd door een mondeling onderzoek, indien om
trent den uitslag van dit schriftelijk onderzoek twijfel bestaat, of
deze uitslag niet in overeenstemming is met het oordeel van het
hoofd der lagere school.
Overigens is ook uit de N.R. de bindende bepaling omtrent
het examen vervallen en is de commissie van onderzoek (in easu
VERSLAG VOORTGEZET ONDERWIJS.