1
3
dienst, ingaande 1 Juli 1929, appellant wordt gestraft met terug
stelling uit den rang van controleur B. in den rang van
werkman in vasten dienst op een weekloon van f 33,ingaande
1 Juli 1929;
b. betreffende de inhouding der wedde
dat de wedde van controleur B. hem .niet wordt uitbetaald,
maar dat gerekend te zijn ingegaan 1 Juli 1929 hem alsnog
onder bepaalde voorwaarden wordt uitgekeerd het loon van
f 33,per week, verbonden aan de door hem ten gevolge der
uitspraak verkregen rang van werkman.
In de vergadering van 21 December 1929 heeft tevens het
onderzoek plaats gehad voor het uit te brengen advies aan
Burgemeester en Wethouders over de ongeschiktheid, nadat
het besluit tot terugstelling was genomen. Het Scheidsgerecht
oordeelde, dat betrokkene in zijn functie van controleur B.
niet was te handhaven, doch gaf Burgemeester en Wethouders
in overweging hem in den rang van werkman te laten op het
loon van f 33,per week.
Burgemeester en Wethouders deelden daarop bij schrijven
van 11 Februari 1930 No. 30392, afd. S. Z. mede, dat zij van
meening waren, dat belanghebbende ook niet als werkman in
Gemeentedienst was te handhaven, in verband waarmede zij
hem met ingang van 15 Maart 1930 wegens ongeschiktheid
ontslag uit den Gemeentedienst hadden verleend.
Zaak No. 8. Een controleur B. bij het Gemeentelijk Elec-
trisch Bedrijf was door Burgemeester en Wethouders op grond
van de in den staat vermelde feiten gestraft met niet-eervol
ontslag uit den Gemeentedienst, ingaande 1 Juli 1929. In zijn
uitspraak van 10/11 Juli 1929 besliste het Scheidsgerecht, dat
appellant gestraft werd met verlaging in rang.
Burgemeester en Wethouders, die bij de strafoplegging be
langhebbende hadden medegedeeld, dat het in den staat onder 2o.
vermelde feit reeds op een onbetrouwbaarheid wees, die in
alle omstandigheden tot ontslag- wegens ongeschiktheid aan
leiding zou geven, beschouwden deze uitspraak als advies met
betrekking tot het oordeel over de ongeschiktheid voor de
functie van controleur B., waarmede zij zich slechts ten deele
konden vereenigen. Met het Scheidsgerecht waren zij van oordeel,
dat belanghebbende wegens zijn onbetrouwbaarheid in zijn
tegenwoordige betrekking niet was te handhaven, maar in
afwijking van het gevoelen van bet Scheidsgerecht, waren zij
van meening, dat betrokkene door zijn gedragingen ongeschikt
moest worden geacht voor den Gemeentedienst in het algemeen,
VERSLAG VAN HET GEMEENTELIJK SCHEIDSGERECHT.