20
9
Personeel.
Het pei’soneel vervulde over het algemeen zijn taak met
ijver en plichtsbetrachting. Bijzondere vermelding verdient de
machinist F. van den Bos, voor zijn buitengewone arbeidsprestaties
tijdens de vorstperiode. Hij werd dan ook, op voorstel van het
Bestuur aan Burgemeester en Wethouders, in aanmerking ge
bracht voor eene belooning, welke hem in den loop van het
najaar werd toegekend.
Bij schrijven van 15 Mei 1929, Ag. No. 12065, Afd. O., verzochten
Burgemeester en Wethouders wijziging te brengen in de be
waking van de poort, toegang gevende tot de school en de
badinrichting aan de Hemsterhuisstraat. Aan het Bestuur werd
voorgesteld bij wijze van proef de bewaking tijdens de school
uren te doen vervallen en over het al of niet slagen van dezen
proef vóór 15 Juli mededeeling te doen.
In dit verband werd den portier Bazuin met ingang van
1 Juni 1929 eervol ontslag verleend. Deze proefneming stuitte
op geenerlei bezwaren, derhalve bleef deze maatregel van kracht.
De helpster bij het baden der schoolkinderen aan de Juliana-
straat te Loosduinen, Mej. de Wed. Groenewegen geb. Dukker,
die ten gevolge van ziekte sedert 3 November 1928 geen dienst
meer deed, werd op 1 April vervangen door Mej. G. Fröling
geb. Zwemstra. Deze kon in verband met haar a.s. bevalling
deze functie slechts tot 1 December blijven vervullen. Zij wTerd
na dien datum enkele malen vervangen door Mej. de Wed.
van der Salm, later door de 2e badvrouw van het badhuis
Torenstraat, Mej. Ruygrok.
In de badinrichting aan de Duinstraat werd het Bestuur
genoodzaakt in het laatst van Juni tegenover de beide daar in
dienst zijnde badknechts strenge maatregelen toe te passen.
Aangezien beide schuldig bevonden werden aan ernstige ver
grijpen, werden zij met ingang van 1 Juli ontslagen. In hunne
plaats werden aangesteld A. Spaans en R. B. H. Joris.
Tegen half Juni moest van de badinrichting Torenstraat
de 2e badvrouw voor een lichte operatie in het ziekenhuis
worden opgenomen. De langdurige gevolgen daarvan maakten
onmiddellijke vervanging noodzakelijk. Zij werd opgevolgd
door Mej. C. A. E. Visser, in wie de Vereeniging eene uit
nemende kracht heeft verworven.
In den loop van het jaar was steeds duidelijker gebleken,
dat het bedrijf in deze inrichting den badmeester over het hoofd
gegroeid was. Gebrekkige leiding, voortvloeiende uit zijn hoogen
leeftijd, en de sterk verminderde arbeidsgeschiktheid van zijne
VERSLAG VAN DE VEREENIGING VOLKSBAD.