1 23 3 2 3 2 2 2 2 1 artsen meenden hunne patiënten voor het inenten te moeten waarschuwen. Verreweg de meeste huisartsen hebben echter flink medegewerkt om de epidemie buiten de stad te houden. Toch was het aantal versch-ingeënten niet aanzienlijk genoeg om met een gerust hart de epidemie af te kunnen wachten. Daar om werd aan de Haagsche medici verzocht om bij elk verdacht geval onzen dienst te waarschuwen, ten einde zoo spoedig moge lijk die maatregelen te kunnen nemen, welke noodig zouden zijn. Zoodra de eerste gevallen van alastrim ter stede werden aangetroffen, werd het aantal entgelegenheden zeer vergroot en werd in de buurten, waar de gevallen waren voorgekomen, op de scholen de inenting opengesteld, niet slechts voor de kinderen, maar voor alle buurtbewoners. Het waren de school artsen, die hier te zamen met Dr. Molhuijsen de inenting ver richtten. Van deze gelegenheid werd in het algemeen een goed gebruik gemaakt. Verder werd door de verplegers van onzen dienst in de buurten, waar alastrim voorkwam, eene mondelinge propaganda gemaakt voor het vaccineerenterwijl ook via de Pers en door middel van biljetten de noodzakelijkheid van enting en her- enting werd bepleit. Vanaf Juni tot eind December 1929 zijn aldus gevaccineerd en gerevaccineerd door de Ver. v. Koepokinenting 40058 pers. (wr.o. 2498 voor de le maal) 16916 201 8310 120 65284 pers. (w.o. 2819 voor de le maal) den G.G. en G.D. in de Scholen Totaal Bij informatie bleek, dat door partikuliere artsen eveneens een groot aantal personen, vermoedelijk meer dan 50000, zijn ingeënt. In het geheel zijn aangegeven 65 gevallen van alastrim, o.w. 35 vrouwen en 30 mannen. Hieronder zijn er 3, waarbij de diagnose niet kon worden gehan dhaafd. Deze 3 gevallen zijn voorgekomen bij een meisje van 6 jaar, een jongen van 7 en een van 15 jaar. Ze dateeren van het begin der epidemie. Van de overige 62 gevallen waren tusschen 1 en 2 jaren 2 3 3 4 4 5 Voorts van 18 jaren 20 27 28 if VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST. 34

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1929 | | pagina 738