38 23 C. Woningbouw. In zijn vergadering van 1 October 1928 besloot de Gemeente raad over te gaan tot den bouw van woningen voor zeer kleine gezinnen (oude echtparen enz.) en voor groote gezinnen. Toen een bijdrage uit ’s Rijks kas in het jaarlijksch tekort op de exploitatie dezer woningen geweigerd was, onderwierpen Burge meester en Wethouders de plannen aan een ingrijpende her ziening, in overleg met de betrokken Rijksautoriteiten. Tegen den voorgenomen bouw van verdiepingwoningen voor groote gezinnen was van rijkswege bezwaar gemaakt. Een- gezinshuizen te stichten op het terrein, waarop de verdieping woningen geprojecteerd waren, bleek niet mogelijk, zoodat naar andere terreinen moest worden uitgezien. Aan het geopperde bezwaar tegen het eoncentreeren van een groot aantal groote gezinnen op één plaats, werd tegemoet gekomen door tot ver spreiden bouw van de woningen te besluiten. Ook ten aanzien van de te Scheveningen ontworpen woningen voor onvolledige gezinnen kon het Departement zich niet ver- eenigen met den bouw van boven- en benedenwoningen. Vrije huisjes te stichten op het voor dien bouw bestemde terrein was wegens de daaraan verbonden te hooge kosten uitgesloten, zoo dat ook hiervoor ander geschikt terrein moest worden gezocht. In verband daarmede zijn nieuwe bouwplannen gemaakt. Hoewel het Rijk tegen de in Rustenburg” geprojecteerde woningen voor zeer kleine gezinnen geen bezwaar gemaakt had, Tegen het partiëele uitbreidingsplan voor de terreinen, ge legen nabij de kom van Loosduinen, dat in de Raadsvergadering van 1 December 1927 goedgekeurd was, heeft een belangheb bende bij het College van Gedeputeerde Staten bezwaren inge diend. Op 19 Augustus vond een openbare vergadering van genoemd College plaats, waarop die bezwaren behandeld zijn. De Ge zondheidscommissie was daarbij door een barer leden vertegen woordigd. De beslissing van Gedeputeerden, die op 3 September ge vallen is en waarbij het plan werd goedgekeurd, hield in, dat er geen aanleiding bestond om op grond van de ingediende be zwaren goedkeuring aan het uitbreidingsplan te onthouden. De betrokken grondeigenaar nam daarmede geen genoegen en ging in beroep bij de Kroon. De Koninklijke beslissing was op het einde van dit verslagjaar nog niet gevallen. VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1929 | | pagina 865