3 heeft daarop een uitvoerig rapport uitge worden opgeheven en de bestaande organisatie, welke in de praktijk haar deugdelijkheid heeft bewezen, te niet zou worden gedaan en dan over eenige jaren een geheel nieuwe school zou moeten worden op- en ingericht. De Commissie heeft derhalve aan Burgemeester en Wethouders met aandrang verzocht het zoo mogelijk daarheen te leiden, dat van het voornemen tot opheffing der school wordt afgezien. Burgemeester en Wethouders zijn met den Minister in brief wisseling getreden en hebben o.m. de vraag gesteld, of het thans in een tijdelijke inzinking verantwoord mag worden ge acht deze school te doen opheffen en of met die opheffing in ieder geval niet moet worden gewacht, totdat de doorwerking van de Visscherij-diplomawet tot het vormen van een meer juist oordeel zal in staat stellen. De Minister deelde echter mede, dat hij ook na kennisneming van het schrijven van Burgemeester en Wethouders geen vrij heid kon vinden om de toekenning van het Rijkssubsidie voor die school na 1 Januari 1931 te blijven bevorderen. Hij vestigde er de aandacht op, dat, blijkens hem door zijn ambtgenoot van Waterstaat verstrekte inlichtingen, het weliswaar in de bedoe ling ligt binnen niet te langen tijd de indiening van een ont- werp-Visscherij-diplomawet te bevorderen, doch dat het, in ver band met de verschillende regelingen, welke na de totstand koming van die wet ter uitvoering daarvan moeten worden getroffen, naar zijn meening nog geruimen tijd zal duren, voordat het bezit van een diploma voor opvarenden van vis- schersschepen verplicht zal zijn. De Minister gaf voorts in overweging, ten einde de visschers niet geheel zonder nautisch vakonderwijs te laten, om in den winter 1930/1931, in plaats van de bestaande Visscherijschool, een winteravondcursus ter op leiding tot schipper en stuurman op zeevissehersvaartuigen te de avondnijverheidsschool voor jongens ter de Visscherij- en Zeevaartschool te Scheve- doen houden aan voorbereiding tot ningen. De Commissie bracht, waarin o.m. er aan wordt herinnerd, dat de Visscherij school als „zeevaartkundige school” in 1878/1879 is opgericht en dat zij in 1908 in hoofdzaak haar tegenwoordige organisatie heeft gekregen, terwijl zij het vrijwel ondenkbaar acht, dat de Gemeente deze school, welke voor de ontwikkeling van Sche- veningen gedurende bijna een menschenleeftijd zulk een voor name rol heeft gespeeld, zou laten te niet gaan. De avondcursus, door den Minister bedoeld, zal deze school in geenen deele kunnen vervangen. De Commissie vertrouwt, dat, mochten alle VERSLAG VISSCHERIJ- EN ZEEVAARTSCHOOL SCHEVENINGEN. 43

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1930 | | pagina 1125