45 7 IV. PRENTVERZAMELING. De ontwikkeling van onze prentverzameling is een verheu gend verschijnsel. Dat wij onze prenttentoonstellingen voort zetten, werkte daaraan belangrijk mede. In 1930 begonnen wij met onze belangrijke aanwinst van Bresdin-teekeningen (zie verslag 1929) te toonen te zamen met een goed overzicht van zijn grafisch werk, waartoe vooral het bruikleen van de collectie mr. W. C. Bosman te Alkmaar ons in staat stelde. Daarnaast vertoonden wij werk van Redon, Doré, Bléry, Mouilleron, Jacques, Hervier, Bracquemond en Calame, waarvoor de heeren N. Sax Jr., Mr. A. J. Carsten, D. G. Santee Landweer en Jhr. dr. C. de Stuers ons vele bladen afstonden. De tentoonstelling werd gevolgd door een van de Nederlandsche litho tot 1880 geheel uit ons eigen bezit, wat mogelijk was door de verwerving van de collectie Moulijn. Nadat daarop een drietal, boven reeds ver melde, tentoonstellingen uit de collectie Hofstede de Groot ge volgd waren, kwam de Nederlandsche litho II 18801910, wederom uit eigen bezit; zoowel voor deze als voor de vorige gaven wij een kleinen catalogus uit met een inleiding van de hand van dr. Knuttel. Alle drie de tentoonstellingen trokken zeer de aandacht en werden druk bezocht. De bovengenoemde tentoonstellingen waren aanleiding, om Aanwinsten. Engelsch particulier bezit van een groot schilderij van A. van Breen 1618, een gezicht gevende uit den toen nog open Doelen- tuin over den Hofvijver bij winter. In den Doelentuin zelf be vindt zich een stoet edelen, waarbij de prinsen Maurits en Frederik Hendrik vóórgaan. Een voorstelling van denzelfden aard, maar van veel kleiner afmeting, bevindt zich in het Rijks- museum. Ons schilderij was vrij sterk overschilderd; van deze toevoegingen ontdaan, blijkt het een goed staal van des meesters werk te zijn en bovendien een welkome aanwinst van onze historisch-topografische schilderijenverzameling. Een ook bij het historisch museum onder te brengen aan winst, zijn de in bruikleen van de Rijks Academie van Beel dende Kunsten te Amsterdam verkregen meubelen, prenten en kunstnijverheid-voorwerpen, het meubilair vormende van de woonkamer van Th. Maris te Londen en door zijn erfgename aan de Rijks Academie vermaakt. Nu daar plaatsgebrek noopte tot het zoeken van een ander onderdak, leek het het meest voor de hand liggend om het Haagsche Museum voor de bewaring dezer relieken te bestemmen, waar zij in het nieuwe museum weer als voorheen zullen kunnen worden opgesteld. Voorloopig is alles geborgen. VERSLAG DIENST VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1930 | | pagina 1152