45
14
Aankoopen.
het Museum afstond, voorstellende de begrafenis van een der
kinderen van Jacob Maris te Parijs.
Na het overlijden van Mej. Abrahams kreeg het Museum als
legaat van haar en hare reeds eerder overleden zuster de schil
deres Anna Abrahams, een schilderij van Dupré, het portret van
den vader der erflaatsters door v. d. Maarel en een stilleven met
appelen, een der beste werken van Anna Abrahams. De erven
Abrahams voegden hier nog een aantal werken aan toe, te
weten twee olieverfschilderijen, vier aquarellen en twee goua
ches, waardoor deze fijne, in haar werk steeds zeer levendig en
frisch gebleven schilderes, die het grootste gedeelte van haar
lange leven in ’s-Gravenhage doorbracht en de laatst overge
blevene was van een oudere generatie knappe schilderessen,
zooals Marg. Roosenboom en Mevr. Mesdagvan Houten, op
waardige en complete wijze in de verzameling vertegenwoor
digd is.
Op dergelijke wijze verleenden de dames Haverman en Mar
tens krachtigen en zeer gewaardeerden steun om tot een goede
representatie van het werk van wijlen hun echtgenooten H. J.
Haverman en Willy Martens in het Museum te komen. Van H. ,1.
Haverman, die, als lid van de Commissie van Advies, jarenlang
een werkzame belangstelling in het Museum getoond heeft, ver
kregen wjj op deze wijze vier olieverfschilderijen: „Moeder en
kind”, een „Staand kindje”, „Lente” en een „Naaktfiguur op
divan” en een teekening „Slapende oude heer”, waaraan mej.
B. Gori nog een gouache „Kunstbeschouwing” toevoegde. Van
Willy Martens werd de verzameling uitgebreid met twee frissche
studies: „Op het duin” en „Boerderij”.
Dr. A. Hendriks schonk vier olieverfschilderijen, nl. „Poort
te El burg” van Jan Weissenbruch, twee veestukjes van J. B. Tom
en een koe in een boomgaard van Ch. Dankmeyer, terwijl de
heer J. H. van Hasselt te Rotterdam ons een zelfportret, por-
tretteekening, van H. Voskuyl aanbood.
Van Mevrouw- Leembruggenvon Lieben werd een groep in
marmer „Inspiratie” van de Oostenrijksche beeldhouwster, Von
Tw’ardowskiConrat ontvangen; ten slotte kregen wij een A. M.
gesigneerd damesportret van Mevr. Campbell-Neumann.
Van de aankoopen wenseh ik meer in het bijzonder de aan
dacht te vestigen op de beide vlerken van Rodin, reeds te voren
bij de bespreking van de Rodin-tentoonstelling genoemd. De
afdeeling beeldhouwwerken, die tot dusverre niet op werken van
groote beteekenis kon bogen, werd daardoor verrijkt met, wat
de „l’Age d’airain” betreft, een werk van den allereersten rang,
terwijl de kleine kop eveneens een alleszins representatief
specimen van de kunst van den grooten meester uit de vorige
VERSLAG DIENST VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.