12
7
Aan het einde van het verslagjaar was de goedkeuring door
Gedeputeerde Staten van dit uitbreidingsplan nog niet ver
kregen.
In zijn vergadering van den Hen Augustus (Bijlage No. 508), Doortrekking
nader aangevuld ingevolge zijn besluit van den 27en October Laakkanaal.
(Bijlage No. 648), stelde de Raad de gelden beschikbaar, noodig
voor de doortrekking van het Laakkanaal tusschen de Hoefkade
en de Loosduinschevaart en de daarmede verband houdende
werken. Tevens besloot de Raad in zijn vergadering van den
2en September (Bijlage No. 568) met het R.-K. Kerkbestuur van
O. L. V. Hemelvaart te Loosduinen een overeenkomst aan te
gaan, verband houdende met het eenigszins gewijzigd tracé van
het kanaal, waarbij bezittingen van bovengenoemd Kerkbestuur
zijn betrokken.
Van 25 Februari t./m. 24 Maart 1930 vond de ter visie-legging Uitbreidingsplan
plaats van het plan van uitbreiding voor gronden, gelegen tus- „Binckhorst”.
schen den Trekvliet, de spoorbanen naar Amsterdam en naar
Gouda en de Voorburgsche grens (plan „Binckhorst”).
In zijn vergadering van den 12en Mei (Bijlage No. 276) stelde
de Raad, gelijktijdig met een bebouwingsverordening en de in
gebrachte bezwaren tegen het plan in aanmerking nemende,
het plan vast, waarna wederom ter visie-legging plaats vond en
wel van 19 Mei t./m. 1 Juni 1930.
Bij schrijven van 13 Juni 1930 vond de inzending van het
plan plaats aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Op 17 Juli werd het plan behandeld in de Commissie van
Advies voor de Uitbreidingsplannen in Zuid-Holland.
In de openbare vergadering van Gedeputeerde Staten van
den 8en September werd het tegen het plan ingebrachte be
zwaar van B. Wilton behandeld.
De goedkeuring van Gedeputeerde Staten was aan het einde
van het jaar nog niet verkregen.
Het in 1911 door den Raad vastgestelde plan van uitbreiding Uitbreidingsplan
voor deze Gemeente omvatte onder meer ook de terreinen, ge- „Moerweg”.
legen tusschen het Zuiderpark en de spoorbaan naar Rotterdam.
Een 3-tal factoren maakte het noodzakelijk dit gedeelte van
het plan (uitbreidingsplan „Moerweg”) te herzien, nl. Ie: de
gewijzigde vorm van het Zuiderpark; 2e: de veranderde loop
van het Laakkanaal; 3e: de destijds niet te voorziene toeneming
van het verkeer.
Aan de door het Gemeentebestuur van Rijswijk naar voren
gebrachte bezwaren, is tijdens .de voorbereiding van dit plan,
zooveel mogelijk tegemoet gekomen. Deze bezwaren waren
hoofdzakelijk ontleend aan den aard der bebouwing (meerge-
VERSLAG STADSONTWIKKELING EN VOLKSHUISVESTING.