Byiage 19 VERSLAG van de Stichting „Centraal Badbéheer" over het jaar 1930. Overeenkomstig het advies der Commissie voor het Onderwijs Oprichting der hebben Burgemeester en Wethouders in het begin van 1928 aan Stichting, de Vereeniging „Volksbad” de vraag gesteld, of in de wijze van beheer der volks- en schoolbaden wellicht verandering zou moeten worden gebracht. Zonder voor die Commissie onder te doen in waardeering voor het belangrijke werk, dat genoemde Vereeniging met name haar penningmeester, wijlen de heer J. C. H. Fischer gedurende lange jaren voor de Gemeente had verricht, waren Burgemeester en Wethouders, zoo schreven zij in hun voorstel aan den Gemeenteraad van 2 Juli 1929 (Bijl. no. 475), toch met de Commissie van oordeel, dat bij den snellen groei der stad en de daarmede gepaard gaande uitbreiding van het aantal op grooten afstand van elkaar gelegen Gemeentelijke badhuizen, de taak voor haar bestuur te zwaar zou kunnen worden. Ook wettigde h. i. het groote geldelijke belang van de Gemeente bij de exploitatie dier badhuizen een meer rechtstreekschen invloed van de zijde van het Gemeentebestuur op hun beheer. Het Bestuur der genoemde Vereeniging deelde Burgemeester en Wethouders mede, eenstemmig de wenschelijkheid van het in het leven roepen eener andere organisatie te erkennen en van meening te zijn, dat centraliseering van het beheer der ver schillende Gemeentelijke bad- en zweminrichtingen in één lichaam was aan te bevelen. Nadat ook de „Vereeniging voor Zwembaden” als exploitante van het Zuiderzwembad over de reorganisatie was geraadpleegd, stelden Burgemeester en Wethouders den Raad voor, het beheer toe te vertrouwen aan de van Gemeentewege in het leven te roepen Stichting „Centraal Badbeheer”, met welk voorstel de Raad zich in zijn vergadering van 22 Juli 1929 vereenigde. Tn

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1930 | | pagina 392