B|j lage 25
VERSLAG betreffende den toestand van de werken en
den uitslag van de exploitatie der Duinwaterleiding
van 's-Gravenhage over het jaar 1930.
I. BEHEER EN REGELINGEN.
Aan het begin van het verslagjaar was de Commissie van Commissie van
Bijstand in het beheer der Duinwaterleiding samengesteld uit Bijstand.
Mr. J. A. de Wilde, Wethouder voor de Financiën en de Ge
meentebedrijven, E. Viskoper Szn., J. J. Muijlwijk, F. B. G. W.
Spit en W. Eijmers.
In de plaats van den heer Spit, die naar elders vertrok,
benoemde de Gemeenteraad in zijn vergadering van 16 Juni
Mejuffrouw L. P. M. Loeff.
Overigens kwamen geen wijzigingen in de samenstelling der
Commissie voor. Aan Mr. Dr. J. H. Labberton bleef het secre
tariaat opgedragen.
Bij Raadsbesluit van 2 December 1930 (Bijlage 769) werd met Tarief,
betrekking tot de voorwaarden, waaronder in de Residentie
duinwater geleverd wordt, een zeer belangrijke beslissing geno
men. Besloten werd toen nl. om met ingang van 1 Juli 1931 voor
alle levering tot het metertarief over te gaan. Het doel, dat bij
de partieele herzieningen sedert 1919 steeds voor oogen heeft
gestaan, is dus thans bereikt en het principieele verschil, dat in
het vigeerende tarief gemaakt wordt tusschen levering voor
huiselijk gebruik en levering voor andere doeleinden (volgens
meter), is hiermede vervallen.
Het nieuwe beginsel is aldus geformuleerd (artikel 3): „Het
„duinwater wordt geleverd over meter en berekend naar het
„werkelijke verbruik, behoudens dat per 3 maanden een mini-
„mum-hoeveelheid in rekening wordt gebracht.”
Bedoeld minimum, dat van het kaliber van den geplaatsten
meter afhangt 15 m3 bij 16 mm middellijn of minder tot
240 m3 bij een middellijn van 75 mm bedraagt in circa 96
der gevallen 15 m8 of 5 m3 per maand, een minimum, dat zeker
door 3/4 van de verbruikers regelmatig overschreden zal worden,
terwijl de overigen met hun vaste bijdragen zeker niet te zwaar
belast zijn. Niet alleen als men op de hoegrootheid dezer bijdra
gen zelve let (van f 1,50 tot f 4,50 per kwartaal), maar ook als