25
3
III. TOESTAND DER WERKEN.
Watervang.
a.
151
10
23
19
Bovendien waren 4 personen bij het Bedrijf gedetacheerd,
1 in lossen dienst en 7 als reserve-meteropnemer werkzaam.
Werklieden:
in vasten dienst
in tijdelijken dienst
in lossen dienst
jongmaatjes
ingraving derzelfde sprank op Meijendel geboorde putten A t./m.
E (vak 1112) werd gedurende het verslagjaar een achttal (F
t./m. N, vak 1213) toegevoegd met 4"-filters van gemiddeld
10,5 m lengte, geplaatst tusschen 24,50 en 38,50 m D.P. Ook
werden de putten C, D en E afgewerkt en met de oostelijke
hoofdader verbonden.
203
Bovendien waren 6 reservisten bij het Bedrijf werkzaam.
De neerslag bedroeg gedurende het verslagjaar 741 mm of Regenval,
nagenoeg het gemiddelde der in de laatste 24 jaren aan het Pomp
station gemeten regenhoeveelheden, zijnde 745 mm.
De droogste maand was Februari met 18,3 mm, de natste
September met 121,7 mm; het maximum binnen een etmaal was
dit jaar 22 mm, t.w. op 15 Juli.
Van het totaal in 1930 viel in de achtereenvolgende kalender
kwartalen 10,-, 9,8, 43,4 en 36,8
Evenals 1929 had het verslagjaar dus een droog voorjaar.
Dank zij den overvloedigen neerslag in de tweede helft des Grondwater-
jaars, kon voor de peilputten in het terrein der watervang, op standen,
denzelfden grondslag als voor het vorige verslagjaar, becijferd
worden, dat de grondwaterstand als gemiddelde voor 65 putten,
welke niet direct onder invloed stonden van bijzondere afpom-
pingen of omstandigheden, op 1 Januari 1931 bijna 37 cm hooger
was dan een jaar te voren (v. j. een daling van 28 cm).
Over een lengte van 500 m werd de sprank A, of oostelijke Verlenging van
hoofdader, op Meijendel doorgetrokken in de richting van put X sprank A.
der westelijke hoofdader. Aan dit nieuwe gedeelte werden 23
draineerputten gekoppeld. Bij deze werken was een zandverzet
noodig van 15.000 m3.
Aan de sinds 1927 voor waterwinning uit diepere lagen in de Waterwinning
uit diepere
lagen.
VERSLAG DER DUINWATERLEIDING.